Barbara was de artiestennaam van Monique Andrée Serf, (Parijs, 9 juni 1930 - Neuilly-sur-Seine, 24 november 1997). Ze was een Franse zangeres, tekstschrijver en componist.
Omdat ze van Joodse afkomst is, moet Barbara tijdens de bezetting van Frankrijk door de nazi's in de Tweede Wereldoorlog met haar familie onderduiken. In het boek Il était un piano noir vertelt ze hierover. Na de oorlog hoort een buurvrouw die muzieklerares is haar zingen en zet zich in om er voor te zorgen dat zij haar zangtalent kan ontwikkelen.
De carrière van Barbara komt begin jaren vijftig maar moeilijk op gang. Als jonge vrouw valt het haar niet mee om zich een plaatsje te veroveren in het harde mannenwereldje van de 'amusementsmuziek'.
In deze periode hebben enigszins anarchistische en literair bevlogen tekstdichters/chansonniers als Boris Vian en Georges Brassens weliswaar al succes onder ('existentialistische') intellectuele jongeren, maar het chanson heeft nog niet de status die het een paar jaar later krijgt. Wie muzikant wil worden in het 'lichtere', dat wil zeggen niet klassieke genre, begeeft zich in een wereldje dat erg dicht tegen dat van de blote cabarets aanligt.
Wanneer Barbara auditie doet om in het koor van een operette te mogen meezingen wordt er vooral op haar benen gelet. Ze wordt aangenomen, maar vertrekt al na een paar maanden, omdat het haar daar niet bevalt en ze bovendien onderbetaald wordt. Ze ontvlucht Parijs en reist naar Brussel, waar ze bij een neef intrekt. Deze gaat haar echter steeds meer als een huissloof behandelen. Ook hem ontvlucht ze, waarna ze dakloos en zonder inkomsten door de voor haar totaal onbekende stad zwerft.
Tenslotte ziet ze geen andere uitweg meer dan zich te prostitueren. De eerste man die haar van de straat oppikt blijkt een Parijzenaar te zijn, die al snel medelijden met haar krijgt. Hij geeft haar geld zonder enige tegenprestatie te verlangen. Zijn aanbod haar mee terug te nemen naar Parijs slaat ze echter af; ze moet en zal haar buitenlandse avontuur tot een goed einde brengen. Met het geld van de Parijzenaar kan ze het weer een tijdje uitzingen, en uiteindelijk raakt ze in contact met een groepje kunstenaars. Deze stellen haar in de gelegenheid in België haar eerste ervaringen als chansonnière op te doen.
In 1954, na een zeer kortstsondig huwelijk twee jaar eerder, interpreteert Barbara de liedjes van Ferre en Brassens. Drie jaar later kan ze een eerste 45 toeren opnemen, met o.m. “Mon pote le Gitan”.
Tijdens haar optredens test ze haar eigen schrijfsels uit : “Dis, quand reviendras-tu?”, en dat lijkt te lukken.
Omdat ze van Joodse afkomst is, moet Barbara tijdens de bezetting van Frankrijk door de nazi's in de Tweede Wereldoorlog met haar familie onderduiken. In het boek Il était un piano noir vertelt ze hierover. Na de oorlog hoort een buurvrouw die muzieklerares is haar zingen en zet zich in om er voor te zorgen dat zij haar zangtalent kan ontwikkelen.
De carrière van Barbara komt begin jaren vijftig maar moeilijk op gang. Als jonge vrouw valt het haar niet mee om zich een plaatsje te veroveren in het harde mannenwereldje van de 'amusementsmuziek'.
In deze periode hebben enigszins anarchistische en literair bevlogen tekstdichters/chansonniers als Boris Vian en Georges Brassens weliswaar al succes onder ('existentialistische') intellectuele jongeren, maar het chanson heeft nog niet de status die het een paar jaar later krijgt. Wie muzikant wil worden in het 'lichtere', dat wil zeggen niet klassieke genre, begeeft zich in een wereldje dat erg dicht tegen dat van de blote cabarets aanligt.
Wanneer Barbara auditie doet om in het koor van een operette te mogen meezingen wordt er vooral op haar benen gelet. Ze wordt aangenomen, maar vertrekt al na een paar maanden, omdat het haar daar niet bevalt en ze bovendien onderbetaald wordt. Ze ontvlucht Parijs en reist naar Brussel, waar ze bij een neef intrekt. Deze gaat haar echter steeds meer als een huissloof behandelen. Ook hem ontvlucht ze, waarna ze dakloos en zonder inkomsten door de voor haar totaal onbekende stad zwerft.
Tenslotte ziet ze geen andere uitweg meer dan zich te prostitueren. De eerste man die haar van de straat oppikt blijkt een Parijzenaar te zijn, die al snel medelijden met haar krijgt. Hij geeft haar geld zonder enige tegenprestatie te verlangen. Zijn aanbod haar mee terug te nemen naar Parijs slaat ze echter af; ze moet en zal haar buitenlandse avontuur tot een goed einde brengen. Met het geld van de Parijzenaar kan ze het weer een tijdje uitzingen, en uiteindelijk raakt ze in contact met een groepje kunstenaars. Deze stellen haar in de gelegenheid in België haar eerste ervaringen als chansonnière op te doen.
In 1954, na een zeer kortstsondig huwelijk twee jaar eerder, interpreteert Barbara de liedjes van Ferre en Brassens. Drie jaar later kan ze een eerste 45 toeren opnemen, met o.m. “Mon pote le Gitan”.
Tijdens haar optredens test ze haar eigen schrijfsels uit : “Dis, quand reviendras-tu?”, en dat lijkt te lukken.
In 1960 komt haar eerste lp (25cm) op de markt, “Barbara chante Brassens” en in 1964 mag ze in het voorprogramma van Brassens optreden. Barbara was toen 34 jaar oud!
In 1965 wordt haar album “Barbara chante Barbara” een groot commercieel succes en ze wint de Académie Charles Cros. Tijdens de uitreiking breekt Barbara de trofee in stukjes en deelt ze uit aan de technici om haar dankbaarheid te tonen. Ze begint geld weg te geven en haar beroemdheid te gebruiken om hulp te bieden aan arme kinderen.
In de jaren tachtig zal haar album “Seule” verschijnen, dat een van de best verkochte platen in 1981 wordt.
Ze is overleden aan ademhalingsproblemen op 24 november 1997. Haar stoffelijk overschot rust op het Cimetière parisien de Bagneux.
Dit is haar EP uit 1965. "Au Bois de Saint Amand" werd door Martine Bijl gecoverd als "Het Bloemendaalse Bos"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten