zaterdag 28 september 2013

Op de draaitafel vandaag : Moby Grape (1967).



Na een moeilijke week .... even wat uitblazen.

Ik kreeg deze week toevallig Knack Focus te zien en zag dat de plaatselijke commentator van dienst het u ook over “vergeten helden” heeft, en meer nog, deze keer ging het over Moby Grape’s album “1969” uit ....1969.

Tijd voor mij om eens in mijn eigen platenkast te duiken en hun eerste elpee op de draaitafel te leggen.

De elpee opent met 'Hey Grandma' en het lijkt of oma onderweg overreden wordt door de trein die via de pick up de kamer binnendent : wat een gitaargeweld ! The Byrds met kettingzagen ! Een andere absoluut knetterende song is  'Omaha', of de vreemd van tempo wisselende 'Sitting by the window'.

Het is zo en van die platen waaraan je voelt dat alles klopt en dat het eigenlijk niet meer beter kan. En dat was ook zo.

Moby Grape was een idee van Peter Lewis en Bob Mosley. Met Skip Spence vormen zij een band die de ballrooms uit San Francisco afschuimt.

Zeer snel krijgen zij een schare trouwe volgelingen en volgt hun eerste plaat. Het is een meesterwerk. Ze staat bol van hoogtepunten qua arrangementen, uitvoering, en prachtige composities. 






Stom genoeg wordt de plaat in eerste instantie niet als dusdanig uitgebracht. De producer heeft er zes singles van gemaakt en die worden met korte tussenpozen uitgebracht, net op het moment dat de markt overslaat naar de elpees en de zgn. “album oriented rock”.

Moby Grape mist de boot en zo kunnen andere groepen uit San Francisco (The Byrds, Buffalo Springfield, enz..) de macht grijpen.

Hun tweede album “Wow” uit 1968, is zeer goed maar mist het extra van die eerste plaat. Om het niveau toch wat acceptabel te maken werd vanaf een volgende druk de plaat aangevuld met een tweede plaat “Grape Jam”, een aantal jamsessions.
Het derde album “1969” zet die trend verder.

Ondertussen zijn er ook problemen met de bandleden. Tijdens de opnamen van het tweede album werd Skip Spence opgenomen in een psychiatrische kliniek. Spence verbleef tot zijn dood in 1998 in een kliniek.

Moby Grape zal weldra verdwijnen.

Pas vele jaren later kwam ik er achter dat er ook nog een rel rond de hoes van de eerste elpee was geweest, omdat een van de leden de middelvinger liet zien. De hoezen met die foto werden inderhaast vernietigd, maar een paar duizend exemplaren waren al de deur uit, waar verzamelaars flinke prijzen voor betaalden. 


De elpee Moby Grape was voor mij HET hoogtepunt van de Westcoast-muziek. 

Hey Grandma



Omaha



Sitting by the window






vrijdag 20 september 2013

Jim Croce (1943 - 1973)



Veertig jaar geleden stierf Jim Croce. Hij was dertig.

James Joseph (Jim) Croce (Zuid-Philadelphia, 10 januari 1943 – Natchitoches, 20 september 1973) was een Amerikaanse singer-songwriter. Hij brak door bij het grote publiek na zijn vroegtijdig overlijden. Jim Croce heeft zes studioalbums en elf singles uitgebracht. Jim Croce is vooral bekend geworden met melodieuze, gevoelige liedjes zoals I got a name en Time in a bottle.

Met zijn vrouw trad Jim Croce tot 1970 op, waarbij ze veel covers speelden, maar ook hun eigen nummers schreven. In 1968 verhuisden Jim en Ingrid naar New York om daar hun eerste album bij Capitol Records op te nemen. Na het opnemen hebben ze 2 jaar lang door de VS gereisd. Ze traden op in cafés en kleine clubs om hun album, Jim & Ingrid Croce, the promoten.

Nadat ze zich niet meer thuis voelden in New York en de muziekindustrie (later vertolkt in het nummer 'New York's Not My Home'), vertrokken ze naar het platteland van Pennsylvania. Jim nam hier een baan om de huur te kunnen betalen, terwijl hij liedjes bleef schrijven. Veel van zijn liedjes gaan over mensen die hij ontmoette, of gebeurtenissen die hij daar meemaakte. Jim heeft nog een serie andere baantjes gehad, in het leger en bij de radio, voordat hij succes zou krijgen.

In 1970 ontmoette Croce de pianist/gitarist Maury Muehleisen, via producer Joe Salviuolo die Croce nog kende van school. In het begin speelde Croce op de achtergrond met Muehleisen mee, maar in de loop der tijd wisselde dit. Maury Muehleisen speelde nu gitaar bij de folkmuziek van Croce.

In 1972 kon Croce een record deal krijgen bij ABC Records. Nog in hetzelfde jaar bracht hij daar twee LP's uit: "You Don't Mess Around With Jim" en "Life & Times".

De singles "You Don't Mess Around With Jim", "Operator (That's Not The Way It Feels)" en "Time In A Bottle" (wat geschreven was voor zijn nog niet geboren zoon, A. J. Croce) waren alle drie op de radio te horen. Met "Bad, Bad Leroy Brown" kwam Croce op #1 te staan in de Amerikaanse hitlijsten in juli 1973.

In 1973, toen hij eindelijk succes had, kwam Jim Croce (30 jaar) samen met Maury Muehleisen (24 jaar) om in een vliegtuigongeluk. Op 20 september 1973 stortte het vliegtuig met Croce, Muehleisen en 4 andere inzittenden neer, één dag voor zijn nieuwe single "I Got A Name" zou uitkomen. Croce had net een succesvol optreden in Natchitoches, Louisiana gehad, en was op weg naar Sherman, Texas voor zijn volgende optreden.

Volgens onderzoekers steeg het vliegtuig niet snel genoeg op, en raakte het de enige boom op de landingsbaan. Er zijn speculaties geweest over de piloot, die ziek was en misschien een hartaanval had gehad, maar in het uiteindelijke rapport wordt de crash toegeschreven aan een fout van de piloot. Croce is begraven in Pennsylvania, Muehleisen in Trenton.

Dit betekende het voortijdige einde van de carrière van een artiest, die er in zijn luistermuziek met menselijke teksten op verfrissende wijze in is geslaagd folk- met popmuziek te vermengen.


I'll have to say I love you in a song




donderdag 19 september 2013

Op de draaitafel : “Barrence Whitfield & the Savages” (1984)




Gisteren was het weer een druilerige dag, tijd voor een plaatje op de draaitafel.

Ik koos voor “Barrence Whitfield & the Savages” uit 1984 (op het Big Mamou label)

Barrence Whitfield (geboren Barry White, 13 juni 1955) is een Amerikaanse soul en R & B zanger, vooral bekend als de frontman van Barrence Whitfield & de Savages in de jaren 1980 en 1990.

Zijn eerste album op het Mamou label heb ik gekocht in de jaren 80, redelijk kort nadat het was gereleased. Ik had namelijk een vriend die mij dat had aangepraat als de nieuwe Little Richard, en dat was genoeg reclame voor mij.

Inderdaad, vanaf de eerste noten gaat alles in overdrive, en wordt de rock and roll als een wervelwind op de luisteraar losgelaten.

Barrence Whitfield noemde zichzelf : "a soul screamer in the spirit of Little Richard, Wilson Pickett, Solomon Burke, and early Don Covay."

En dat was hij ook. De plaat begint met een wonderlijke versie van Don Covay’s eerste plaatje “Bip Bop Bip”. De toon is gezet.

De plaat duurt niet veel langer dan een half uur, maar ze laat je uitgeteld achter.

Andere favoriete  track is “Georgia Slop”.


Bip Bop Bip



Georgia Slop




dinsdag 17 september 2013

Het prille begin - Carole, Paul en Artie.



Carole King werd geboren in 1942 te Brooklyn, New York. Op de universiteit ontmoette Carole King Paul Simon, met wie zij enige songs schreef. Carole King tekende een contract met Don Kirshner en zij maakte van het schrijven van songs haar beroep.

Paul Simon en Art Garfunkel groeien samen op in Queens, New York. Als ze beiden vijftien zijn, noemen ze zich Tom & Jerry. Bij Big Records maken ze als Jerry Landis en Tom Graph eerst een singletje (Hey Schoolgirl, sterk beïnvloed door de muziek van The Everly Brothers) en later een album, dat kortweg Tom & Jerry heet.




Van de single worden 100 000 exemplaren verkocht en dat brengt hen zelfs in Dick Clarks beroemde tv-programma American Bandstand. Het volgende plaatje wordt niets, de platenmaatschappij gaat failliet en Tom & Jerry zoeken als Paul en Art de schoolbanken weer op. Onafhankelijk van elkaar proberen ze het nog eens.




Een zekere Artie Garr (Garfunkel) maakt platen op twee labels tegelijk.




Tico and the Triumphs

Paul Simon zingt in de studio demobanden in voor artiesten als Burt Bacharach en zingt lead op het redelijk succesvolle plaatje “Motorcycle” van Tico & The Triumphs.

Hij neemt ook een plaatje op als Jerry Landis (‘The Lone Teen Ranger’).

Gedurende korte tijd zingt Paul in een duo met Carole Klein (later Carole King). Ze nemen een paar demos op als “The Cousins”.



 
Hier zijn die prille opnames :

1.    The Cousins – Just to be with you
2.    The Cousins – Ask me why

3.    The Mystics – All through the Night
4.    The Mystics – I begin to think of you again
5.    The Mystics – Let me steal your heart away

6.    Tico and the Triumphs – Motorcycle
7.    Tico and the Triumphs – I don’t believe them
8.    Tico and the Triumphs – Express Train
9.    Tico and the Triumphs – Wildflower
10.  Tico and the Triumphs – Cry little Boy
11.  Tico and the Triumphs – Get up and do the Wobble
12.  Tico and the Triumphs – Carde of Love
13.  Tico and the Triumphs – Noise

14.  Artie Garr – Beat Love
15.  Artie Garr – Dream Alone
16.  Artie Garr – Private World
17.  Artie Garr – Please forgive me

18.  Tom and Jerry  – Hey Schoolgirl
19.  Tom and Jerry – Dancin’ Wild

20.  Jerry Landis – The Lone Teen Ranger











vrijdag 13 september 2013

Dylan's "Pretty Saro"



We gaan nog een keer terug naar die wonderlijke Dylan verzameling van "Another Self Portrait"



Down in some lone valley
In a sad lonesome place
Where the wild birds do all
Their notes to increase

Farewell pretty Saro
I bid you Adieu
But I dream of pretty Saro
Wherever I go

Well my love she won't have me
So I understand
She wants a freeholder
Who owns a house and land

I cannot maintain her
With silver and gold
And all of the fine things
That a big house can hold

If I was a poet
And could write a fine hand
I'd write my love a letter
That she'd understand

And write it by the river
Where the waters overflow
But I dream of pretty Saro
Wherever I go.



Zonder twijfel  is voor mij  “Pretty Saro” het hoogtepunt van Dylan’s “Another Self Portrait”

Deze ouwe folkballade gaat zeer ver terug.

Origineel komt ze uit Engeland in de jaren 1700. In Engeland zowat uitgestorven werd ze zols zovele andere ballads “herontdekt” in de Appalachen zo halfweg de jaren 1800. Oraal doorgegeven via settlers en Ierse immigranten.

Het was Cecil J. Sharp , de grote verzamelaar van Appalachian volksmuziek , die de song opschreef van een versie gezongen in Noord-Carolina in 1916 door Mevr. Mary Sands.

De zanger heeft zijn liefde verloren , want hij heeft geen land noch goud . Afgewezen door Pretty Saro , gaat hij de wijde wereld in en zwerft rond. Hij zal haar echter niet kunnen vergeten. 



 

In de US vinden we verschillende varianten van de song. In de verschillende Amerikaanse versies is de song wat langer. Het begint met de aankomst van de zanger in dit land in 1849. Vaak is hij een arme soldaat, ver van zijn huis . Wat komt hij daar doen ?  1849 was het jaar van de goldrush, zie ook “Days of 49”.

“I came to this country in seventeen-forty-nine,
I saw many a true love, but I never saw mine.
I looked all around me and found I was alone.
And me a poor stranger, and a long way from home.

Down in some lonesome valley, down in some lonesome place,
Where the wild birds do whistle their notes to increase,
I think of pretty Saro whose waist is so neat,
And I know of no better pastime than to be with my sweet.”

Dit is de versie die Iris DeMent zingt in Songcatcher.





Dylan gebruikt de versie zoals opgetekend door Alan Lomax. Die publiceerde " Pretty Saro " in zijn “Penguin Book of American Folk Songs” ( 1964 ) .

Dit boekje was de inspiratie voor vele folksongs die het begin van de zgn. “Folk Boom” kleurden. 




Oudste opname is van Ed McCurdy (1956) (Topic)

Deze ballad wordt meestal aanzien als een Appalachian song, maar met echos die teruggaan op Schotland, Ierland, of - zoals hier - Engeland.

De song is terug te vinden op Ed McCurdy's lp "Ballad Singer's Choice."

Covers : Shirley Collins (1959) , Ritchie Sisters (1959) , Chad Mitchell Trio (1960) , Judy Collins (1962) , Doc Watson (1966) , Pete Seeger (1966) , Bert Jansch (1977) , Peggy Seeger (1984) [aangekondigd als 'an American song'], Doug Wallin (1995) , Iris Dement (2001) [in film Songcatcher] , en Dylan op zijn "Another Self Portrait) (2013)


Hier zijn

1 Ed McCurdy - Pretty Saro
2 Shirley Collins and Davy Graham - Pretty Saro
3 Jean Ritchie - Pretty Saro
4 Judy Collins - Pretty Saro
5 Doc Watson - Pretty Saro
6 Pete Seeger - Pretty Saro
7 Iris DeMent - Pretty Saro (from Songcatcher)
8 Bob Dylan - Pretty Saro (Unreleased, Self Portrait)









donderdag 12 september 2013

Antoine - La Loi de 1920 (1966)




Antoine heeft het in deze song over de Wet van 31 juli 1920, « réprimant la provocation à l’avortement et la propagande anticonceptionnelle. » (Franse Wet).

Volgens deze wet  wordt abortus gelijkgesteld met moord en zal de pleger ervan voor het Assisenhof moeten verschijnen.


Toch was deze wet niet een totale miskleun. Zeer dikwijls konden de beklaagden rekenen op het medeleven van de juryleden en kwamen ze er met lichte straffen vanaf. In 1923 werd de straf voor abortus gecorrectionaliseerd.


Toch bleef de vervolging van de abortus een feit. Tussen 1925 en 1932 waren er dat zo’n 500 à 600 per jaar.


Het gevolg was navenant. Het geboortecijfer daalde drastisch en in 1930 stond dit op het laagste peil ooit in Frankrijk.

Wat gebeurde er ? Eerst waren er de gewone middelen zoals de coïtus interuptus en het condoom (toegelaten omdat het de mensen beschermde tegen venerische ziekten). En natuurlijk waren er de clandestiene abortussen die in die jaren een echte boom kenden.

Een nieuwe wet van 1939 (Code de la Famille) zal de repressie versterken.

De oorlog die volgt zal het ideaal van de vrouw aan de (franse) haard versterken en dus zal abortus uit den boze zijn. De vrouw zal zich volledig ontplooien in haar rol van moeder aan de haard, en ze zal kinderen baren.

Een wet van 1942 zal abortus “schadelijk voor het Franse Volk” verklaren. Abortus wordt “un crime d’Etat”. Er worden speciale ploitiediensten opgericht die zich met abortus bezighouden. In 1943 wordt een “engeltjes maakster” geguiliotineerd.
Gedurende de oorlogsjaren worden inzake abortus meer dan 15000 straffen uitgesproken.




Antoine

Antoine zal onmiddellijk een buitenbeentje zijn in de franse yéyé. De meeste zangers en zangeressen houden het bij brave en vriendelijke weinig zeggende teksten.
Antoine is tegendraads en heeft het in zijn “Eculubrations“ onmiddellijk over het plaatsen van het franse idool nr.1 « Johnny Hallyday» in een koooi in Medrano (de Parijse Zoo).

Met zijn groep « Les Problèmes » (de latere Charlots) zoekt hij de controverse op.
In 1966 maakt hij deze song « La Loi de 1920 ».

Hij vertelt ons het intrieste verhaal van een vrouw die de zwangerschappen opstapelt en uiteindelijk begeeft. Om te ontsnappen aan de miserie vermoordt ze haar kinderen en pleegt ze zelfmoord.

Voor Antoine is deze meer dan voorbijgestreefde wet uit 1920 de echte schuldige.



Antoine: "LA LOI DE 1920". (1966)

Elle habite avec ses 9 enfants
De biais ce n'est pas même un appartement
Le mari on ne le voit pas souvent
Et pourtant

On leur a appris à fonder une famille
Faire autrement leur serait difficile
Au mariage c'était le seul but dans la vie
Et pourtant

Chaque année un autre enfant naissait
Comment auraient-ils pu l'éviter
Il y a 365 nuits dans une année
Et pourtant

L'aîné aura peut-être quelque instruction
Pour les autres il n'en est pas question
Manger ça ne leur arrive pas souvent
Et pourtant

Il y a longtemps que leur taudis est classé
Assise folle elle s'est mise à penser
Elle n'en peut plus, ça ne peut plus durer
Et pourtant

Dans un coin il y a un fourneau
L'évier est mort, on leur a coupé l'eau
Elle s'approche du feu la folie sur la peau
Et pourtant

Il suffit de tourner un robinet
Ça me tremble, les enfants dorment à coté
Ils ne se sont plus jamais réveillés
Et pourtant

On aurait dû penser pourtant
On aurait pu penser pourtant
Penser à revoir enfin la loi de 1920
.








Op de draaitafel : Roy Harper - Flat Baroque and Berserk (Harvest 1970)



Geen dag aan zee gisteren, het regende .

Dan maar lekker een plaatje draaien. Mijn keuze viel op deze klassieker (nu ja !?) uit 1970, in elk geval voor mij een klassieker.

“Flat Baroque and Berserk” is het vierde album van de Engelse singer songwriter Roy Harper. Het werd uitgebracht ôp het legendarische Harvest label in 1970.

“Flat Baroque and Berserk” werd geproduced door Peter Jenner en opgenomen in de Abbey Road Studios in Londen. Het was eveneens  het eerste van de acht albums opgenomen door Roy Harper voor Harvest label EMI.

Harper zei over dit album :  “for the first time in my recording career, proper care and attention was paid to the presentation of the song."

Het album bevat enkele van de bekendste nummers van Roy Harper. "I hate the White Man”  in het bijzonder staat bekend als een compromisloze tekst.

Harper zelf beschreef het lied als : “a testament to my lifelong devotion to espousing equal rights for all humans. I have long since wondered about the wisdom of stating that you have more than the capacity to hate your own race for it's misdemeanors, but as a polemic it has been both an effective tool and somewhere of a place to stand”

Dit is ongetwijfeld een van de hoogtepunten uit deze elpee – en het hele oeuvre van Roy Harper.

Andere favoriete track is “Tom Tiddler’s Ground”

Harper groeide uit tot een cult figuur . Hij zong de lead in “Have a Cigar” op het album “Wish You Were Here” van Pink Floyd. Hij is ook bekend van het lied “Hats Off to (Roy) Harper” op het album “Led Zeppelin III”. Harper maakte ruim twintig albums, waarvan acht voor Harvest, het progressieve EMI-label. In die zin was hij een collega van onder anderen Deep Purple en Pink Floyd. Toen hij “Have a Cigar” voor het album “Wish You Were Here” zong, was hij zelf druk bezig met zijn album “H.Q.”

I hate the white man



Tom Tiddler’s Ground




dinsdag 10 september 2013

Blind Willie McTell (1901 – 1959)




Blind Willie McTell (1901 – 1959)

Een van de giganten uit de pre-war blues …..

Willie Samuel McTell was een van de beste bluesgitaristen en zangers ooit. Vanuit zijn woonplaats Atlanta (GA) reisde hij veelvuldig rond en hij maakte tientallen opnamen onder verschillende namen, waaronder Blind Willie, Blind Sammie, Hot Shot Willie en Georgia Bill. Dit gebeurde vooral omdat hij op deze manier voor verschillende platenmaatschappijen kon werken. En dat zijn vast niet zijn enige pseudoniemen geweest.

We weten eigenlijk niet eens hoe hij zichzelf noemde, maar ‘Blind Willie’ werd het meest gebruikt. Veel over hem werd pas bekend na zijn dood, door verhalen van kennissen en familie- leden. Zijn familienaam bleek bijvoorbeeld ook niet McTell te zijn, maar McTier of McTear. Op zijn grafsteen staat overigens Willie McTier. Wat wel duidelijk is is dat hij werd geboren in een muzikale familie – zowel zijn vader als moeder speelden gitaar, net als een oom van hem.

Blind Willie McTell (zoals we hem dan maar blijven noemen) werd op 5 mei 1901 geboren in Thomson (GA) en hij groeide op in Statesboro. Hij was waarschijnlijk al blind vanaf zijn geboorte, maar dat bleek voor hem later geen beletsel te zijn. Hij beweerde dat zijn gehoor buitengewoon goed was ontwikkeld door deze handicap. Hij leerde eerst harmonika en accordeon spelen, maar toen hij er groot genoeg voor was schakelde hij over op de gitaar.

In eerste instantie speelde hij een gewone zessnarige gitaar en, hoewel hij deze bleef gebruiken, schakelde hij halverwege de twintiger jaren over op de 12-snarige gitaar. Bij alle opnamen die hij maakte,  werd van de 12-snarige gitaar gebruik gemaakt.
Willie bezocht een aantal blindenscholen in Georgia, New York en Michigan, waar hij ook een officiele muzikale opleiding kreeg. Daarna trad hij op tijdens medicine shows, carnaval, barbeques en hij was daar een populaire muzikant.

Willie’s platencarriere begon in 1927 met twee sessie voor Victor Records. Hier nam hij 8 nummers op, waaronder ‘Statesboro Blues’. Uit deze eerste opnamen blijkt al dat hij de kunst verstond verhalen te verhalen, en dit gecombineerd met fenomenaal gitaar- werk.
Behalve dat hij verschillende namen gebruikte, werkte hij ook samen met verschillende partners, waaronder zijn toenmalige vrouw Ruthy Kate Williams en muzikanten als Buddy Moss en Curley Weaver.

Toch bracht zijn platencarriere niet het succes waar Willie op had gehoopt. Voor het grootste deel lag dat aan het feit dat zijn meeste platen werden uitgebracht tijdens het dieptepunt van de Amerikaanse depressie. Hij bleef populair in Atlanta, waar hij voor het grootste deel van zijn carriere bleven werken en wonen, maar hij reisde ook regelmatig alleen naar New York.

Willie was gelukkig bekend genoeg zodat de bekende field recorder John Lomax zich verplicht voelde om in 1940 opnamen van hem te maken voor het Library of Congress. Net als bij andere artiesten werden er vanwege de oorlog enkele jaren lang geen opnamen gemaakt van McTell, maar gelukkig was er na de tweede wereldoorlog een (kortstondige) blues- en folkrevival, welke hem opnieuw terugbracht in de studio.

Verbazingwekkend genoeg toonde het nieuwe label Atlantic, dat eigenlijk bekend was van in Jazz en R&B, interesse in McTell en zij namen 15 songs met hem op in 1949. De enige single werd slecht verkocht en het duurde zo’n twintig jaar voordat de rest werd uitgebracht. Een jaar later was hij weer terug in de studio, nu met zijn oude partner Curley Weaver. Geen van deze opnamen verkocht goed, maar Willie bleef optreden voor ieder die hem maar wilde horen.

Mede door gebrek aan succes begon Blind Willie McTell naar de fles te grijpen. Hij werd herontdekt in 1956, waar hij nog een aantal historisch belangrijke opnamen maakte. Deze opnamen gebeurden louter toevallig toen een bij de handse muziekhandelaar op een dag een oudere zwarte (blinde) man in zijn winkel kreeg die om een set snaren vroeg. Deze herkende Blind Willie, en in de keuken werden de laatste opnamen van Blind Willie McTell gemaakt.

Teleurgesteld in de muziekindustrie besloot hij kort daarna de muziek te verlaten en werd dominee bij een lokale kerk. Op 19 augustus 1959 stierf hij in Milledgeville (GA) aan de gevolgen van een herseninfarkt, volledig eenzaam en vergeten. Zijn overlijden gebeurde zo onopgemerkt dat in nog in de zeventiger jaren in diverse boeken en tijdschriften werd geschreven dat hij nog in de zestiger jaren in Atlanta geleefd zou hebben.




Blind Willie McTell - Statesboro Blues (1928)
Opgenomen in Atlanta, Georgia op 17 Oktober 1928.







Blind Willie McTell was een van de giganten van de blues, zowel als gitarist en als zanger. Verschillende nummers zijn door anderen vertolkt, waarbij de versies van ‘Stateboro Blues’ door Taj Mahal en de Allman Brothers Band wel de bekendste zijn.

Hij was een zeer ontwikkeld man en fenomenaal muzikant, die net zo makkelijk de blues, als ragtime, spirituals, hillbilly en popnummers vertolkte. Hij kon muziek lezen en schrijven in braille en was een briljant improvisator op gitaar.

En zoals Bob Dylan het al zegde : “Nobody sings the blues like Blind Willie McTell”.



zondag 8 september 2013

" La Tondue “ (De kaal geschoren vrouw) van Georges Brassens (1964)



Georges Brassens kwam vanuit Sete naar Parijs in januari 1940 en verhuisde met zijn tante Antoinette naar de Alesia straat . Zoals door de Franse Overheid werd opgelelgd moest Brassens naar Duitsland in het voorjaar van 1943 en werkte hij er in een BMW- fabriek in Basdorf , in de buurt van Berlijn .

In maart 1944 nam hij de benen tijdens een "permission” en zocht hij zijn toevlucht in de  impasse Florimont, bij Marcel en Jeanne Planche Bonniec, naaister en vriend van zijn tante.

Formel moest hij worden beschouwd als deserteur. Hij leefde de rest van de oorlog afgezonderd in zijn kamer en in armoede .




 
Na de bevrijding kan Brassens eindelijk uit zijn hol komen. Hij wordt geconfronteerd met gebeurtenissen waarover hij het volgende vertelt :

"On passait avec des hauts-parleurs disant :'Ce soir le spectacle commence à telle heure'; on exposait des femmes et c'était un truc insupportable, toutes ces femmes qu'on voulait tondre. [...] On ne reprochait à personne, par exemple, d'avoir couché avec une Allemande. On les tondait pas, les mecs qui s'étaient tapé des Allemandes. (...) c'était très mal vu de coucher avec un Allemand, mais c'était très bien vu de coucher avec une Allemande. Et c'est une des raisons pour lesquelles je ne regrette pas de ne pas avoir participé, même de très loin, à cela." 

Brassens is er onderste boven van en twijfelt aan dat hele gedoe.




Deze ervaring inspireerde hem jaren later tot “La Tondue” .

Het is een tegendraadse song, zoals alleen Brassens die kon maken.  In een volle Gaullistische periode komt hij met zijn twijfels aanzetten.

Op datzelfde album staat de song “Les deux Oncles” waarin Brassens zegt dat men er gek moet voor zijn om voor ideeën te willen sterven (!).

“La Tondue” past perfect in de logica van Brasens die het steeds heeft opgenomen voor de marginalen en de verschoppelingen.

Ook hier zingt Brassens over zijn wantrouwen in de zgn. “rechtvaardigheid van de mannen”. .

Hij toont ook zijn medeleven aan degenen die de fout hebben begaan te slapen met een Duitse soldaat ( " koning van Pruisen " ) om sentimentele redenen ("ich liebe dich"  in de taal van Goethe) gemaakt.

Brassens is fundamenteel  anti-militaristisch en pacifist. Hij voelt alleen maar minachting voor de pseudo-patriotten die zich vergrijpen aan deze weerlozen vrouwen welke ook hun motief geweest is .
.
Tegelijk ervaart hij ook zijn eigen onmacht die niets kon doen om er iets aan te verhelpen : "J'aurais dû prendre un peu parti pour sa toison (...) Mais je n'ai pas bougé du fond de ma torpeur" .




Georges Brassens: "la tondue" (1964)

La belle qui couchait avec le roi de Prusse
Avec le roi de Prusse
A qui l'on a tondu le crâne rasibus
Le crâne rasibus

Son penchant prononcé pour les " ich liebe dich ",
Pour les " ich liebe dich "
Lui valut de porter quelques cheveux postich's
Quelques cheveux postich's

Les braves sans-culott's et les bonnets phrygiens
Et les bonnets phrygiens
Ont livré sa crinière à un tondeur de chiens
A un tondeur de chiens

J'aurais dû prendre un peu parti pour sa toison
Parti pour sa toison
J'aurais dû dire un mot pour sauver son chignon
Pour sauver son chignon

Mais je n'ai pas bougé du fond de ma torpeur
Du fond de ma torpeur
Les coupeurs de cheveux en quatre m'ont fait peur
En quatre m'ont fait peur

Quand, pire qu'une brosse, elle eut été tondue
Elle eut été tondue
J'ai dit : " C'est malheureux, ces accroch'-cœur perdus
Ces accroch'-cœur perdus "

Et, ramassant l'un d'eux qui traînait dans l'ornière
Qui traînait dans l'ornière
Je l'ai, comme une fleur, mis à ma boutonnière
Mis à ma boutonnière

En me voyant partir arborant mon toupet
Arborant mon toupet
Tous ces coupeurs de natt's m'ont pris pour un suspect
M'ont pris pour un suspect

Comme de la patrie je ne mérite guère
Je ne mérite guère
J'ai pas la Croix d'honneur, j'ai pas la croix de guerre
J'ai pas la croix de guerre

Et je n'en souffre pas avec trop de rigueur
Avec trop de rigueur
J'ai ma rosette à moi: c'est un accroche-cœur
C'est un accroche-cœur








dinsdag 3 september 2013

Op de draaitafel vandaag : Roger Nichols & the Small Circle of Friends (1968)



Als songwriter schreef Roger Nichols met grootheden als Paul Williams en Tony Asher (lyrics voor o.m. Brian Wilson’s Pet Sounds).

Dit album – dat ik lang geleden voor een habbekrats kocht in Gent - is vele dingen tegelijk. Soft pop, een beetje oppervlakkige rock, en een zware dosis easy listening.

De drie stemmen samen zorgen voor een heerlijke, zachte glans, even effectief op de ballads (Bacharach's "Don’t go Breakin 'My Heart") als op de uptempo nummers ('Don’t Take Your Time ").

Dit album bevat ook een wonderlijk mooie versie van Carole King’s 'Snow Queen', een sierlijke wals, ondersteund door de prachtige zang van de groep.

De credits op het album zijn een virtuele who's who van wat California-pop was op dat moment (1968) : Lenny Waronker, Van Dyke Parks, Bruce Botnick, en Randy Newman.

Toen de plaat uitkwam was ze een flop. De muziek echter blijft overeind als een huis, een authentiek stukje van Californië Sunshine Pop.


Heerlijk.

Favoriete tracks

Snow Queen



I'll be back