zaterdag 29 juni 2013

The Dave Clark Five – Do You Love Me ? (1964)




The Dave Clark Five (soms afgekort tot The DC5) was een Engelse popgroep, opgericht in Noord-Londen. The Dave Clark Five was na The Beatles de tweede groep van de British Invasion die mocht optreden in The Ed Sullivan Show.

De groep bracht tussen 1964 en 1967 een reeks succesvolle singles uit, waaronder Glad All Over (1964), Bits and Pieces (1964), Can’t You See That She’s Mine (1964), Because (1964), Anyway You Want It (1964), I Like It Like That (1965), Catch Us If You Can (1965), Over and Over (1965) en You Got What It Takes (1967). De band was zowel in Groot-Brittannië als de Verenigde Staten populair.

Popjournalisten schreven over de ‘Tottenham Sound’ als tegenhanger van de Merseybeat uit Liverpool. Vanaf het begin was de groep een privé-onderneming van Dave Clark. De andere leden van de groep waren bij hem in loondienst. Tot in 1964 hadden alle leden van de groep overigens nog een baan naast hun activiteiten voor The Dave Clark Five. Pas in dat jaar werden ze full-time muzikant.

Dit is mijn EP uit 1964







vrijdag 28 juni 2013

The Who : Under my thumb / The Last Time (1967)



Op 28 juni 1967 komt Mick Jagger voor de rechter in Chichester (graafschap Essex). Hij wordt beschuldigd van het bezit van peppillen. Na de getuigenverhoren wordt hij naar de cel afgevoerd waar hij de nacht doorbrengt.

De dag daarna is het de beurt aan Keith Richards.

Mick krijgt drie maanden en Keith 1 jaar gevangenisstraf plus een fikse geldboete. Deze straf zal in hoger beroep tot een voorwaardelijke straf worden omgevormd. Mick krijgt uiteindelijk 12 maanden voorwaardelijk en Keith wordt vrijgesproken.

Om hun vrienden Mick Jagger en Keith Richards, die opgepakt zijn wegens vermeend drugsbezit, een hart onder de riem te steken, nemen Pete Townshend, Roger Daltrey en Keith Moon op 28 Juni 1967 in De Lane Tea de Stones nummers The Last Time en Under My Thumb op.

Pete Townshend speelt behalve gitaar en toetsen, ook basgitaar vanwege het feit dat John Entwhistle die op 23 Juni 1967 met Alison Wise is getrouwd, nog op huwelijksreis is. 



 
The Who gaan nog verder om Mick Jagger en Keith Richards te steunen. In een advertentie op 30 Juni 1967, betaald door Track Records (de platenmaatschappij van The Who), in de Evening Standard staat te lezen: "The Who consider Mick Jagger and Keith Richards have been treated as scapegoats for the drugproblem and as a protest against the savage sentences imposed on them at Chichester yesterday, The Who are issuing today the first of a serie Jagger/Richards songs to keep their work before the public until they are free again to record themselves". The Last Time/Under My Thumb komt tot een 44ste plaats in de Engelse hitlijst.

Kit Lambert over de single: "It was just a simple gesture, and we are not trying to cash in at all. All royalties will go to charity"

De Stones zullen even later “We love you” opnemen, een bedankje aan de fans om hen te blijven steunen. De song begint met het toeslaan van een gevangenisdeur, het trauma van Mick Jagger die een nacht in de nor doorbracht.


The Who - Under my thumb



The Who - The Last Time
 


The Rolling Stones - We love you
 




donderdag 27 juni 2013

The Pebbles - EP-President / PRC 512 (Frankrijk)



Ze begonnen als "The Flintstones", maar wijzigden algauw hun naam naam  in The Pebbles en  tekenden een contract met Barclay Records. Hun sound kan het best worden omschreven als een hybride vorm van The Hollies, The Moody Blues en The Beatles.

Ze scoorden de ene hit na de andere (twee nr 1 hits in België, Frankrijk en Spanje), maar Barclay was niet geïnteresseerd in de Angelsaksische markt. Daarom werden hun platen niet uitgebracht in de VS en de UK.  Maar "Seven Horses in the Sky”  was wel de alarmschijf op Radio Caroline..



 
Dankzij hun live-reputatie deelden The Pebbles de affiche met o.m. Jimi Hendrix, Small Faces, The Nice, Fleetwood Mac, het Colosseum.

George Harrison was zo gecharmeerd door de band dat hij de groep uitnodigde naar Apple maar Alain Milhaud ("Black Is Black / I want a name” - Los Bravos) wilde hen niet laten gaan.

In 1969 namen ze hun eerste album op.  Luk Smets verliet de band kort daarna.




Uiteindelijk beëindigden ze hun contractuele verplichtingen met Barclay en trokken ze naar United Artists. The Pebbles maakten hier  een prachtig tweede album met Ed Welsh. Succes in de UK kwam er echter niet.

Tenslotte gaat de band uit elkaar in 1974. Hun grootste hits waren "Get Around", "Seven Horses In The Sky", "Incredible George", "To The Rising Sun", "Mother Army”, "The Kid is Allright" en "Mackintosh".

 Luk Smets vormden de uitstekende band “ Shampoo” , terwijl Bob en Fred samen werkten met “ Dream Express”  en later “Trinity”.

De Pebbles brachten in heel hun carrière 1 EP (1968) uit.

The Pebbles - EP-President / PRC 512 (Frankrijk)

1. Huma la la la
2. Someone to love
3. Geneveve
4. I wonder






Jean Ferrat - zijn eerste EP (Vogue EPL 7490) -1958



Jean Ferrat, artiestennaam van Jean Tenenbaum (Vaucresson, 26 december 1930 - Aubenas, 13 maart 2010) was een Franse zanger, componist en tekstschrijver. De carrière van Jean Ferrat begon in het Parijs van de jaren vijftig en in de jaren zestig en zeventig groeide hij uit tot een van Frankrijks populairste zangers. Wegens zijn vaak maatschappijkritische teksten was Ferrat echter ook omstreden.

Tot zijn bekendste liedjes behoort het door hemzelf geschreven La Montagne (Het gebergte) waarvoor hij zich liet inspireren door het landschap rond Antraigues-sur-Volane in de Ardèche, waar hij sinds het begin van de jaren zestig woonde. Het liedje werd wereldberoemd in Nederland door de prachtige versie van Wim Sonneveld ("Het dorp")

Ferrat was communist en een bewonderaar van de communistische dichter Louis Aragon en heeft tientallen van diens gedichten bewerkt tot liedjes. Ook van de docent-dichter Guy Thomas zette hij diverse teksten op muziek. Eén album is zelfs volledig aan diens teksten gewijd ("Je ne suis qu'un cri" uit 1985).

Sinds halverwege de jaren negentig maakte Ferrat geen opnamen meer. Hij trad ook niet meer op, maar hij bleef zich als bekende Fransman wel regelmatig mengen in het publieke debat.

Ferrat overleed op 79-jarige leeftijd na een kort verblijf in het ziekenhuis waar hij was opgenomen nadat hij thuis was gevallen. Hij was ook al geruime tijd ernstig ziek. Zijn begrafenis werd rechtstreeks uitgezonden op de Franse televisie.

Dit is zijn allereerste EP uit september 1958 (Vogue EPL 7490).

A1 : Les mercenaires (G. Dauvilliez - J. Ferrat)
A2 : Ma vie, mais qu’est-ce que c’est ? (Ferrat)
B1 : Fredo la Nature (É. Favre - Ferrat)
B2 : L’homme-sandwich (Ferrat)

Prachtig toch











woensdag 26 juni 2013

Liedjes die mijn moeder zong




Op een warme zomeravond in het jaar 1927, de twee en twintigste juni,  beviel Maria Mathilde Dewit van een dochtertje.  Het was tien uur ’s avonds. Het kindje werd geboren in de kleine leefruimte van het ouderlijk huis te Leerbeek.

Het kindje was zo klein dat het in een schoendoos paste. Het werd onmiddellijk na de bevalling in een van de openingen van de leuvense stoof geschoven om het warm te houden, in een schoendoos !

Het meisje kreeg de naam Yvonne, Maria. Zij was mijn moeder. Ze stierf - veel te vroeg - in 1984.

Ze zou een paar dagen geleden zes en tachtig zijn geworden.

Mijn moeder groeide op tot een levenslustige vrouw.

Ze hield van muziek en zong dikwijls luidkeels mee met de radio, vooral wanneer het om liedjes ging uit haar jeugd. Dat waren meestal franse liedjes, zij was namelijk in het Frans naar school geweest. Van haar heb ik ongetwijfeld mijn liefde voor muziek.

Ze kocht voor mij mijn eerste plaatjes, een EPtje van Petula Clark ("Coeur Blessé), een paar singeltje van the Spotnicks ("Amapola" en "Johnny Guitar") en vooral die EP van Eddie Cochran met "Come on Everybody".

Als ik mijn ogen sluit hoor ik nog steeds de muziek die ze zelf graag hoorde. Ik heb haar die liedjes honderden keren horen zingen.

Hier zijn er een paar.


maandag 24 juni 2013

Nancy Holloway - Bye Bye (EP 1964)




Nancy Holloway – haar echte naam is Nancy Brown – was  een Amerikaanse jazz en rockzangeres, geboren op 11 december 1932 in Cleveland (Ohio US), die in het begin van de jaren zestig waanzinnig populair was in Frankrijk..

Ooit begonnen als danseres toerde Nancy Holloway door Europa en viel uiteindelijk op als zangeres  in Parijs, met een verrukelijk Amerikaans accent.

Met de komst van de yéyé zou ze haar grootste successen boeken.

Ze besloot om zich permanent te vestigen in Parijs in 1960. Daar ontmoette zij en raakte ze bevriend met Elvis Presley die tijdens frequente permissies tijdens zijn militaire dienst in Duitsland naar Parijs kwam.

In  1961 maakte ze haar debuut op televisie en werd haar eerste singletje “Hey Pony” uitgebracht Het succes bleef niet uit. Een eerste EP volgde, met “Hey Pony” en “Fich'le camp Jack” (een versie van Ray Charles's “Hit the Road Jack” , “Dum dum” (Brenda Lee) en “Viens danser le twist (Chubby Checker's Let’s Twist Again)

De rest is geschiedenis.

Deze EP dateert uit juli 1964.

Luister vooral naar de prachtige versie van "C'est bon d'être en été" ...... zeer toepasselijk op onze huidige weersomstandigheden.









zondag 23 juni 2013

Op de draaitafel : Tom Rush (1965)



We blijven even bij de folk.

Folkzanger/gitarist Tom Rush wordt in Portsmouth, New Hampshire, geboren. Hoort thuis in het rijtje Fred Neil, Hoyt Axton, Michael Murphey, maar ook John Prine en Steve Goodman.

Als hij studeert aan de Harvard University tekent hij een contract bij Elektra. Maakt vanaf '64 talloze elpees met daarop materiaal van o.a. Joni Mitchell ('Circle Game'), James Taylor ('Something In The Way She Moves') en Jackson Browne ('These Days').

Jesse Winchester en Browne hebben hun bekendheid deels aan Rush te danken, die als eerste gebruik maakt van hun composities.

In '70 tekent Rush een contract bij Cbs, voor welk label hij Tom Rush, Wrong End Of The Rainbow, Merrimack County en het ietwat teleurstellende Ladies Love Outlaws opneemt. Op de laatstgenoemde plaat assisteren o.m. Jeff 'Skunk' Baxter, Elliot Randall en het echtpaar James Taylor Carly Simon.

Dit was zijn eerste plaat voor Elektra.

Een vriend van mij kwam er mee af omdat hij van deze plaat “The Cuckoo” had leren spelen. Vanaf dan is de plaat niet meer weggeweest uit mijn (ons) leven.

Na “the Cuckoo” heb ik mijn vingers kapot geoefend op het prachtige “Panama Ltd” van Bukka White, maar wist ik toen veel wie dat was.

En dan is er ook “Poor Man” de melodie en de gitaar lick. Dylan heeft hem gebruikt voor “the Ballad of Hollis Brown”


The Cuckoo



Poor Man



The Panama Ltd.




zaterdag 22 juni 2013

Op de draaitafel : Dave Van Ronk - Gambler's Blues (1965)



Deze namiddag heb ik nog eens een ouwe Dave Van Ronk uit mijn platenkast genomen. 

Dave Van Ronk (Brooklyn (New York), 30 juni 1936 – New York City, 10 februari 2002) was een Amerikaanse folksinger.

Hij werd geboren in Brooklyn, maar verhuisde later naar Greenwich Village, New York. Zijn bijnaam was "Mayor of  MacDougal Street", "Burgemeester van MacDougal Street".

Hij is het meest bekend als pionier van de akoestische blues, maar zijn werk bevat ook veel Engelse ballads, rock, New Orleans Jazz en swing. Tevens was hij een pionier op het gebied van de instrumentale ragtime gitaar. Hij was één van de grote inspirators voor Bob Dylan, Tom Paxton, Patrick Sky, Phil Ochs en Joni Mitchell.

Dave Van Ronk heeft een grote invloed gehad op de muziekscene van New York in de jaren '60.

Zijn muzikale carrière begon toen hij van Brooklyn naar Queens verhuisde in 1951.

Van Ronk overleed in 2002 aan kanker.

"Gambler's Blues" was de 1965 heruitgave van de 1959 release "Dave Van Ronk Sings Ballads, Blues And A Spiritual", Van Ronk's eerste plaat. 



Twelve Gates to the City



Careless Love



How long





Op de draaitafel : East of Eden / Mercator Projected (1969)



East of Eden is een Engelse progressieve rock band, opgericht in 1967 in Bristol door Dave Arbus, Ron Caines en Geoff Nicholson. Hun muziek is doordrenkt met jazz fusion en oosterse invloeden.

Ik heb de groep gezien op het festival te Amougies op 28 oktober 1969.

In 1971 had de groep een hitje met “Jig-a-Jig”. Deze hit was a typisch voor het geluid dat de groep normaal voortbracht.

Hoewel sommigen deze groep beschouwen als een symfonische progressieve band is het hele album is een fascinerende combinatie van psych, Midden-Oosterse invloeden, vroege prog-rock en jazz rock. Regelmatig hoor je elektronische effecten, fasering zoals bij de Beatles '' I Am the Walrus ', en een aantal jams die klinken alsof ze thuishoren op een Soft Machine album.

East of Eden bleef echter steeds rock als basis gebruiken.

Dit is hun eerste plaat die ik in 1969 kocht in Gent.


Northern Hemisphere



Isadora (hommage aan Isadora Duncan)




vrijdag 21 juni 2013

Burnt Sienna - Dear Jack (1994)



Gisteren teruggevonden op mijn zolder !

Een CD Single uit 1994 uit de stal van mijn vriend JP. (Boom! Records)

Geproduced door Alex Callier aub.!!!

Met

Hans Van Regenmortel (viool)
Luc Meyers (gitaar, klavier)
Mieke Duytschaever (zang)


Een totaal over het hoofd gezien groep, met deze prachtige CD Single. Prachtig als je 't mij vraagt.

Dear Jack



Find me home 





woensdag 19 juni 2013

Petula Clark - de Ep's uit 1962.



Ik was dertien en kreeg van mijn moeder en EPtje van Petula Clark, met daarop dé hit van het moment "Coeur Blessé". Haar eigenaardige (engelse) uitspraak van het frans was iets speciaals. Daarbij was de melodie van die aard dat ze bleef hangen. Ik heb dagen met dat liedje in mijn hoofd gelopen en ook vandaag nog doet het me iets.

Ik denk dat dit mijn eerste EPtje was, het begin van een zeer lange reeks.

Petula Clark, CBE (Ewell (Surrey), 15 november 1932) werd geboren in Ewell, Surrey, haar vader was Engels en haar moeder kwam uit Wales. Ze maakte haar radiodebuut in oktober 1942 toen ze met haar vader op een uitzending van de BBC was om een bericht te sturen naar een oom die overzees gestationeerd was. De producer vroeg iemand om iets te zingen en Petula gaf zich op, het publiek in de studio was enthousiast en Petula maakte vervolgens zo’n 500 optredens in programma’s die gemaakt waren om de oorlogstroepen te entertainen. Clark toerde door het land met andere kinderster Julie Andrews en werd bekend als de Britse Shirley Temple en werd een mascotte voor zowel het Britse als het Amerikaanse leger.

Toen ze in 1944 optrad in de Royal Albert Hall werd ze ontdekt door filmregisseur Maurice Elvey die haar vroeg om weeskind te spelen in zijn oorlogsdrama Medal for the General. Er volgden nog verschillende films. Hoewel ze meestal in B-films speelde had ze toch de kans om samen te werken met Anthony Newley in Vice Versa (geregisseerd door Peter Ustinov) en Alec Guiness in The Card, die door velen als een klassieker beschouwd wordt.

In 1946 ging haar televisiecarrière van start op de BBC met de show Cabaret Cartoons. Hierna kreeg ze haar eigen namiddagserie die gewoon Petula Clark heette. In 1949 volgde nog Pet’s Parlour. In latere jaren toen ze al een gevierde zangeres was kreeg ze ook nog de series This is Petula Clark (1966) en The Sound of Petula (1972-74).

In de jaren 50 begon ze liedjes op te nemen en uit te brengen en scoorde in 1954 haar eerste hit in het Verenigd Koninkrijk. In de Verenigde Staten bracht ze in 1951 haar eerste lied uit (Tell Me Truly), maar het duurde dertien jaar vooraleer het Amerikaanse platenkopende publiek haar zou ontdekken.

Petula werd in 1958 uitgenodigd om te zingen in het befaamde Olympia te Parijs. Daar ontmoette ze Claude Wolff, waar ze zich onmiddellijk toe aangetrokken voelde, en toen hij haar vroeg of ze bij platenmaatschappij Vogue Records wilde tekenen ging ze onmiddellijk akkoord. Haar eerste Franse opnames waren grote successen en in 1960 ging ze op tournee door Frankrijk en België met de Franse ster Sacha Distel, die een goede vriend van haar bleef tot zijn dood in 2004. Petula veroverde het hele continent door liedjes in het Duits, Frans, Italiaans en Spaans te zingen.

In juni 1961 trouwde ze met Claude, eerst voor de wet in Parijs en daarna voor de kerk in Engeland. Ze besloot naar Frankrijk te verhuizen waar ze al snel twee dochters kreeg, Barbara Michelle en Katherine Natalie, en later nog een zoon Patrick die in 1972 geboren werd.

Ze besluit om samen met Claude definitief in Frankrijk te gaan wonen. Ze wil weg uit Engeland omdat ze haar daar nog altijd als een soort wonderkind benaderen en daar heeft ze absoluut geen zin meer in.

Ze vertaalt het nummer Ya Ya van de Amerikaanse blueszanger Lee Dorsey in het Frans en geeft er een danstouch aan, want op dat moment is het zowat allemaal de twist die de muziek scene beheerst.



 
De concurrentie groeit : Sylvie Vartan, Françoise Hardy, Michèle Torr en Sheila, de yé-yé girls.

Ze leent het nummer Chariot van de Franse componisten J.W. Stole en Del Roma, de schuilnamen van de bekende producers en orkestleiders Franck Pourcel en Paul Mauriat die aan Jacques Plante hadden gevraagd er een Franse tekst voor te schrijven. Voor Petula wordt het een mosnethit in Frankrijk. Little Peggy March zal de song coveren in het Engels en als I Will Follow Him op één in Billboard’s Hot One Hundred komen.

Petula gaat op tournee met Jacques Brel die speciaal voor haar Un Enfant schrijft.

In 1963 is er voor de Franse markt het album Ceux Qui Ont Un Coeur, een vertaling van Anyone who had a heart van Burt Bacharach en Hal David. Op dit album vinden we ook een prachtige cover van Needles and Pins dat op dat moment een grote hit is voor de Britse Searchers La Nuit N’En Finit Plus. 




Terwijl ze zich focuste op een nieuwe carrière in Frankrijk bleef ze ook hits hebben in haar thuisland. Het lied Sailor werd haar eerste nummer één hit in 1961, datzelfde jaar had ze nog hits daar met "Romeo" en "My Friend the Sea". Het volgende jaar had ze in Frankrijk dikke hits met "Ya Ya Twist" (een cover van een lied van Lee Dorsey) en "Chariot" (originele versie van "I will follow him"). De Duitse en Italiaanse versies van haar hits sloegen ook aan. Ze coverde ook enkele liedjes van Serge Gainsbourg en ook deze plaatjes verkochten als zoete broodjes.

Dit zijn haar 5 Franse EP's uit het jaar 1962
. Het begin van haar carrière in Frankrijk.









maandag 17 juni 2013

Sacha Distel - Marina (1962)




Sacha Distel - Marina (1962)
(Sacha Distel)

Gisteravond gevonden op mijn zolder tussen mijn soundtracks. Ik was rats vergeten dat ik dit had.

Het is een 45 toeren plaatje met een stuk uit de soundtrack van de film "Les Sept Péchés Capitaux" van Roger Vadim.

Het gaat om een Instrumental met een jazzquintet (Sacha op gitaar) voor het onderdeel l'Orgueil in Roger Vadim-film "Les Sept Péchés Capitaux".

Het nummer kwam als single uit bij wijze van soundtrack. De Marina in kwestie is actrice Marina Vlady, twijfelend tussen haar echtgenoot (Jean-Pierre Aumont) en haar lover (Sami Frey).

Originele Opname is van Sacha Distel (1962) (Philips). Deze opname laat weer eens horen wat een knap muzikant hij wel was.

Covers zijn : Tony Bennett (1963) [enorme hit US als The Good Life; tekst: Jack Reardon], Betty Carter (1963) [idem], Blossom Dearie (1963) , Sarah Vaughan (1963) , Nancy Wilson (1964) , Frank Sinatra (1964) , Duke Ellington (1964) , Sacha Distel (1964) [als La Belle vie], Bobby Darin (1965) , Ann-Margret (1966) , Brigitte Bardot (1967) [als La Belle vie], Petula Clark (1968) , Sacha Distel (1969) [instrumentaal als The Good Life met het Slide Hampton Orch.], Dee Dee Bridgewater (2005) [als La Belle vie op cd J'Ai Deux Amours].


Marina



Blue Waltz de l'Orgueil







zaterdag 15 juni 2013

Op de draaitafel : Mississippi Fred McDowell / Delta Blues (Arhoolie 1021) - 1964



Na een zware week werd het tijd om eens wat muziek op te zetten. Ik koos voor een van mijn talloze bluesplaten. 

Mississippi Fred McDowell ( 12 Januari 1904 – 1 Juli 1972)

Toen met de Folk revival ook de zoektocht naar oude Bluesmen losbrak in Amerika ging men op zoek naar wie iedereen voor de allergrootste nam, Robert Johnson.

Een probleem, de man was al ruim twintig jaren dood, maar dat wist men niet.

Op zoek naar Robert Johnson echter,  vonden Alan Lomax en zijn ploeg een fenomeen : Mississippi Fred McDowell

Hij werd geboren in Rossville, Tennesse in 1904 en was de zoon van katoenboeren. Heel zijn leven heeft hij in het Zuiden gewerkt op katoenplantages. Zijn vrije tijd vulde hij op met gitaar spelen en soms op te treden op picnics of Hoe Downs.

De Lomaxen vonden in hem het perfecte  overblijfsel uit de oude tijd van de country blues uit de Delta. De impact van deze “ontdekking” was enorm.

“Perfect“. Dat was het enige woord dat Folk muziek verzamelaar Alan Lomax opschreef toen hij in 1959 Mississippi Fred McDowell opgenomen had.

McDowell werd opgevoerd als de reïncarnatie van de oude bluesmannen als Charley Patton, enz.

Al gauw zou blijken dat deze autodidact meer was dan dat. Hij was de echte pionnier van de revival van de oude blues.

Het meeste van Fred McDowells werk is akoestisch.

Hoewel hij fier verklaarde “I do not play no Rock and Roll”  werd hem gevraagd een elektrische plaat te maken, wat zijn doorbraak betekende in zowel de US als Engeland.
Tot nog toe werd de Delta-Blues alleen akoestisch gespeeld, en was de elektrische gitaar voor de Chicago Blues.

Hij inspireerde velen met zijn speelwijze. De Rolling Stones namen bijvoorbeeld een perfecte kopie van Fred’s “You Gotta Move” op (album: Sticky Fingers). Fred kreeg een deel van de royalties, waarschijnlijk meer dan hij ooit had verdiend tevoren.

Wie het meeste van Fred leerde en van hem overnam was Bonnie Raitt. Hij beschouwde haar als zijn kleinkind en leerde haar alles. Ze speelde vaak in zijn voorprogramma en nam veel nummers van hem op.

Hij stierf aan kanker in 1972 en met hem verdween de laatste grote bluesman uit de Delta.

Dit was McDowells eerste plaat - op het legendarsche Arhoolie label. Ze maakte van hem een ster, en het is absoluut niet moeilijk om te horen waarom.

Na te zijn verschenen op een aantal van Lomax's compilaties die deel uitmaakten van de Southern Journey-serie, slaagde Chris Strachwitz erin Mississippi Fred van zijn tractor te krijgen en naar een studio te brengen. Het gevolg was deze adembenemende plaat, recht uit de muzikaal rijke vlaktes van Como, Mississippi.


Mama don't allow me



You gonna be sorry



That's All Right




  


donderdag 6 juni 2013

Roland Gerbeau - Douce France (1943) / La Mer (1945)




Op 18 mei zou Trenet 100 zijn geworden. "Le fou Chantant" zou "le fou cent ans" zijn geworden.

Om dit te vieren, en als eerbetoon heb ik iets speciaals.

Roland Gerbeau  - Douce France (1943)/ La Mer (1945)
(Charles Trenet)







 


Gerbeau figureerde toen als voorprogramma van Trenet, eerst in de ABC club in Parijs, daarna van 1942 tot '44 tijdens een never ending Tour de France. Hij kreeg daarom wel eens een nieuwe song cadeau en niet eens van de minste.

Zowel voor "Douce France" als voor "La Mer" zijn de eerste opnames van Roland Gerbeau (Disque Sofradis)

De auteursversie van "Douce France" door Charles Trenet kwam er pas in 1947.

Voor "La Mer" was dat een paar maanden na de opname van Gerbeau.


Douce France



La Mer




woensdag 5 juni 2013

Op de draaitafel : The Aynsley Dunbar Retaliation / Doctor Dunbar's Prescription (1969)



Aynsley Thomas Dunbar (Liverpool, 10 januari 1946) is een Engels drummer die met veel grote namen uit het rock-circuit heeft gespeeld.

Hij begon op elfjarige leeftijd met drummen, waarna hij op vijftienjarige leeftijd zich bij de band Leo Rutherford voegde. Andere groepjes waar Dunbar de stiel leerde zijn Merseysippi Jazz Band, Derrie Wilkie and the Pressmen en (Freddie Star and the) Mojo's waarmee hij zijn eerste opnames maakte.

in 1966 speelt hij samen met Steve Winwood en John McVie als het Rhythm and Blues Quartet. In september 1966 kreeg hij meer bekendheid nadat hij zijn intrede deed bij John Mayall's Bluesbreakers met Peter Green en John McVie (beiden later stichters van Fleetwood Mac.

Daarna stapte hij over naar de Jeff Beck Group. Na een ontmoeting met Frank Zappa in België tijdens het festival te Amougies in 1969 werd hij uitgenodigd om naar Amerika te komen, waar hij toetrad tot de band Mothers of Invention, al bleef Dunbar een veelvuldig gevraagd sessiedrummer.

Later kwam hij in aanraking met Neal Schon, die bij Santana als gitarist gespeeld had, waarmee hij de groep Journey vormde, waar hij bleef van 1973 tot 1978.

Deze elpee (Doctor Dunbar's Prescription) dateert uit 1969 met zijn eigen groep The Aynsley Dunbar Retaliation.

Het is een typische British Blues plaat uit de stal van John Mayall. Ik heb de franse uitgave van het album op het BYG Label.

Mijn favoriete tracks zijn

'Till your lovin' makes me blue



The Devil Drives




De Engelse hoes:



zondag 2 juni 2013

Mick Jackson - Blame it on the Boogie (1978)




Mick Jackson - Blame it on the Boogie  (1978)
(Mick Jackson/Dave Jackson/Elmar Krohn)

Originele opname : Mick Jackson (1978) (Atco)

Mick Jackson is een Brit (Yorkshire) en heeft buiten zijn naam niets gemeen met The Jacksons, op dit nummer na dus.

Hij schreef het nummer met Stevie Wonder in gedachte, maar op de Midem muziekbeurs begin '78 was de manager van de Jacksons iedereen voor. Het scheelde zelfs geen haar of hun versie kwam eerder uit dan die van Mick. Er zat nauwelijks een week verschil tussen cover en origineel.

Mick Jackson - Blame it on the Boogie





zaterdag 1 juni 2013

Rod McKuen



Rodney Marvin McKuen (Oakland (Californië), 29 april 1933) is een Amerikaanse dichter, zanger, liedjesschrijver en acteur.

McKuen loopt op jeugdige leeftijd weg van huis en zwerft enige tijd langs de Amerikaanse westkust.

Om zijn gebrek aan opleiding te compenseren begint McKuen met een dagboek, wat resulteerde in zijn eerste gedichten en songteksten. In de jaren 1950, McKuen werkte hij als columnist en propaganda scenarioschrijver tijdens de Koreaanse Oorlog.

Hij vestigde zich in San Francisco, waar hij zijn gedichten in clubs kan brengen met Beat dichters als Jack Kerouac en Allen Ginsberg. Daarnaast vergaart hij bescheiden bekendheid als folkzanger.

In de jaren zestig reist hij lange tijd door Frankrijk waar hij persoonlijk kennis maakt met diverse chansonniers. Hij maakt Engelse vertalingen van het werk van onder meer Gilbert Bécaud en Jacques Brel. Van die laatste worden onder meer "If you go away" (Ne me quitte pas) en "Seasons in the sun" (Le moribond) succesvol in het Engelse taalgebied. Diegenen die vertrouwd zijn met Brels origineel hebben vaak moeite om die versie in de Engelse bewerkingen terug te herkennen. In elk geval is het onderwerp veranderd: Brel zingt 'Ik wil dat ze dansen als ze mij in het gat gooien', McKuen maakt er 'We hadden plezier en lol in de zon' van. Hij maakt ook "Without a worry in the world" de vertaling van Moustaki's "Le Métèque".

In 1969 bestelt niemand minder dan Frank Sinatra een volledig album van gedichten en liederen van McKuen. Het wordt opgenomen met het orkest van Don Costa (de absolute top) en uitgebracht onder de titel "A Man Alone: The Words and Music van Rod McKuen".

Op dit album vinden we Rod McKuens beste nummer "Love's In Good to Me". Dit wordt later ook gecoverd door Johnny Cash op zijn "American Recordings".




 



Terug in Amerika maakt hij een aantal platen met Anita Kerr. Hij schrijft ook mee aan soundtracks voor films waardoor liedjes als "Jean" en "Soldiers who want to be heroes" hits worden. Daarnaast blijft hij poëzie uitbrengen. In 1977 schrijft hij het autobiografische boek Finding my father, over de mishandeling door zijn stiefvader die hij als kind moest doorstaan.

Vanaf 1981 wordt McKuens leven getekend door een klinische depressie waardoor zijn productiviteit sterk afneemt. Hij neemt afscheid van het podium, leidt jarenlang een teruggetrokken bestaan maar maakt eind jaren negentig dankzij Prozac en tientallen McKuen-fansites die hij op het internet ontdekt een voorzichtige comeback, maar daar blijft het bij.

Rod McKuen heeft ook verschillende dichtbundels op zijn repertoire staan plus een tiental symphoniën (!).


Love's been good to me



Soldiers who want to be heroes



Without a worry in the world (Le Métèque)