zaterdag 31 augustus 2013

Billy J. Kramer and the Dakota's - De UK EP's



Billy J. Kramer with The Dakotas was een Britse popgroep, opgericht in 1963. De zanger kwam uit de buurt van Liverpool, de groep uit Manchester.

De groep nam verschillende covers van Beatles-nummers op. Van hun drie grootste hits, “Do You Want to Know a Secret”, “Bad to Me” en “Little Children”, waren er twee geschreven door Lennon en McCartney.

William Ashton was de jongste van zeven kinderen. Hij volgde een opleiding tot machinist bij British Railways en speelde in zijn vrije tijd ritmegitaar in een amateurbandje. Na korte tijd begon hij daarnaast te zingen. Als artiestennaam koos hij Billy J. Kramer. De achternaam haalde hij willekeurig uit een telefoonboek, de ‘J.’ voegde hij later toe op aanraden van John Lennon; dat klonk professioneler.

Hij trad op als zanger met een begeleidingsgroep die zich The Coasters noemde, toen hij kennis maakte met Brian Epstein. Vermits zijn gitaar gestolen was, zong Kramer alleen nog. Begin 1963 vroeg Epstein of Kramer beroepszanger wilde worden. The Coasters wilden de amateurstatus niet opgeven, dus Epstein ging op zoek naar een professionele begeleidingsband.

Die band werd The Dakotas uit Manchester. De groep was in 1960 opgericht en speelde daar in clubs en ballrooms. Toen Brian Epstein hen vroeg om naar Liverpool te komen, waren ze de vaste begeleidingsgroep van de zanger Pete Maclaine. The Dakotas gingen akkoord, mits ze ook zelf platen mochten maken, los van Billy J. Kramer. Zo sloot Epstein twee afzonderlijke platencontracten af met Parlophone. Om duidelijk te maken dat het hier om een samenwerkingsverband tussen een zanger en een groep ging, werden ze samen Billy J. Kramer with The Dakotas genoemd. De pers en het publiek hadden het toch vaak over Billy J. Kramer and The Dakotas of Billy J. Kramer & The Dakotas.


 
The Beatles, Gerry and the Pacemakers en Billy J. Kramer and the Dakotas' met manager Brian Epstein.


De groep was, na The Beatles en Gerry & the Pacemakers, de derde groep die Brian Epstein als manager onder zijn hoede nam.

Het met de groep bevriende duo Lennon en McCartney gaf toestemming om het nummer “Do You Want to Know a Secret” op te nemen, dat op het Beatles-debuutalbum “Please Please Me” stond. De versie van Billy J. Kramer with The Dakotas bracht het in mei 1963 tot de tweede plaats in de UK Singles Chart.


Billy J. Kramer, Cilla Black en Gerry and the Pacemakers.


Lennon en McCartney schreven ook de tweede en de derde single van de groep. “Bad to Me” en “I'll Keep You Satisfied” zijn zelfs allebei nummers die The Beatles nooit zelf hebben opgenomen. “Bad to Me” haalde in augustus 1963 de eerste plaats in de UK Singles Chart;  “I'll Keep You Satisfied” bracht het in november 1963 tot de vierde plaats.

Lennon en McCartney waren gewillig genoeg, maar Billy J. Kramer with The Dakotas kozen als volgende single toch een nummer geschreven door anderen. Ze waren bang dat ze anders eeuwig in de schaduw van The Beatles zouden blijven staan. “Little Children”, van de Amerikaanse liedjesschrijvers J. Leslie McFarland en Mort Shuman, werd de grootste hit van de groep. In maart 1964 bereikte het nummer de eerste plaats in de UK Singles Chart. Met dit ietwat ondeugende liedje over kleine kinderen die hinderlijk aanwezig zijn als de ik-figuur alleen wil zijn met zijn vriendinnetje, brak de groep ook door in de Verenigde Staten, waar het nummer de zevende plaats bereikte in de Billboard Hot 100. In de VS was Bad to Me de achterkant; dat nummer bereikte de negende plaats.




De volgende single, “From a Window”, was dan alweer een nummer van Lennon en McCartney dat nooit is opgenomen door The Beatles. In augustus 1964 bereikte het de tiende plaats in de Britse hitparade.

Dit matige succes luidde een periode van neergang in. De volgende plaat, “It’s Gotta Last Forever”, deed niets. De opvolger, “Trains and Boats and Planes”, deze keer een nummer van Burt Bacharach, dat in mei 1965 uitkwam, moest concurreren met de versie van de maestro zelf. Bacharach won de competitie met een vierde plaats in de Britse hitparade. Kramer en de Dakotas haalden toch nog een eervolle twaalfde plaats.

Het was hun laatste succes.

Hun volgende platen haalden de hitparade niet meer. In 1967 besloten Billy J. Kramer en de Dakotas hun eigen weg te gaan.

Conform de afspraken met Epstein mochten The Dakotas zelf ook platen uitbrengen. In deze periode brachten ze drie singles met instrumentale nummers uit. Daarvan werd “The Cruel Sea” in 1963 in Groot-Brittannië met een 18e plaats een klein hitje. Het nummer verscheen het volgende jaar verrassend op een lp van Billy J. Kramer with The Dakotas die bestemd was voor de Amerikaanse markt, nu onder de titel “The Cruel Surf”. Onder die titel namen The Ventures het nummer in hun repertoire op. Het staat op hun lp Live In Japan ’65.







Dit zijn hun EP’s
 

• The Kramer Hits
Parlophone GEP 8885 Sep '63
1.Do You Want To Know A Secret?
2.I'll Be On My Way
3.Bad To Me
4.I Call Your Name

• I'll Keep You Satisfied
Parlophone GEP 8895 Dec '63
1.I'll Keep You Satisfied
2.I Know
3.Dance With Me
4.It's Up To You

• Little Children
Parlophone GEP 8907 May '64
1.Little Children
2.They Remind Me Of You
3.Beautiful Dreamer
4.I Call Your Name

• From A Window
Parlophone GEP 8921 Nov '64
1.From A Window
2.Second To None
3.Dance With Me
4.Twelfth Of Never

• Billy J. Plays The States
Parlophone GEP 8928 Feb '65
1.Sugar Babe
2.Twilight Time
3.Tennessee Waltz
4.Irresistible You




woensdag 28 augustus 2013

Op de draaitafel : Bob Dylan – Another Self Portrait (2013)





‘What is this shit?’, was het commentaar van Greil Marcus in “Rolling Stone”  na de eerste beluistering van ‘Self Portrait’ in 1970.  Ik herinner mij deze titel alsof het gisteren was.

Het zou één van Dylan’s meest controversiële albums worden, in de kritieken vrijwel unaniem neergehaald.

In de periode 1969-1970 werden in New York (met o.a. David Bromberg en Al Kooper) tientallen songs opgenomen, die vervolgens in Nashville en Los Angeles werden voorzien van backing vocals, extra drums en soms een orkest, en die deels terecht kwamen op de albums ‘Self Portrait’ en ‘New Morning’.

Het resultaat werd door velen beschouwd als Dylan onwaardig.

En toch ...

De verleden jaar in New York teruggevonden tapes laten je horen hoe “Self Portrait” had kunnen klinken...

Ik vraag me af wiens beslissing het is geweest om die flauwe kul aan de basistapes toe te voegen. Is het dan echt zo dat Dylan zelf destructieve neigingen heeft en dat hij wetens en willens de goeie dingen achterhoudt en ze laat aanvullen met wat Greil Marcus (terecht ?)  “Shit” noemde ?

Dylan woonde eind jaren zestig in de bossen van het villadorp Woodstock, een stukje ten noorden van New York. Hij was getrouwd, vader geworden, maar een rustig familieleven was niet voor hem weggelegd. Voortdurend werd hij lastiggevallen door opdringerige fans, die hem beschouwden als de zegsman van hun generatie.

Daaraan stoorde Dylan zich mogelijk nog het meest. Hij liet niet na te benadrukken niet anders te willen zijn dan een muzikant in de traditie van Woody Guthrie, Johnny Cash en al die anderen die de Amerikaanse muziek in leven hielden.

Al Kooper heeft Self Portrait ooit “An American Songbook” genoemd,  misschien wel de werktitel voor de plaat. Dat zegt waar het om gaat.

Het was echter de tijd waarin de zgn “Counter-Culture” hoogtij vierde en die “American Songs” lagen niet goed. Vietnam, rassenstrijd, studentenopstand enz...Bob Dylan, voor velen de personificatie van muzikaal protest, zong oude liedjes waar niemand oren naar had en deed dat ook nog eens in mierzoete, melige arrangementen.

Als bonus krijg je naast de 35 onuitgegeven songs, of versies van songs, nog het hele Isle of Wight optreden met de Band, waar ik bij was, en de opnieuw remasterde “Self Portrait”.

Ik hou van deze plaat. Ik heb ze altijd gekoesterd hoewel ze tegendraads was en haaks stond op wat je van Dylan verwachtte. Maar ja, dat heeft Bob in zijn carrière wel meer gedaan. Hij ging elektrisch spelen in Newport op het hoogtepunt van de folkboom, hij ging gospel en religieuze liedjes zingen waar de meeste van zijn adepten daar huiverig tegenover stonden....

Favoriete tracks zijn zonder meer “Pretty Saro” en “Thirsty Boots” maar ook “Railroad Bill” enz enz enz...

Dit is er uiteraard eentje om op de lijst van 2013 te plaatsen.



vrijdag 23 augustus 2013

Op de draaitafel vandaag : ZAZ / Recto Verso (2013)




Wat is er toch met mij ?

Vandaag – de dag dat Dylan’s “Another Self Portrait” in de winkels ligt, zit ik me op te winden over een Franse madam. Maar wat voor een ....

Zaz is de slaapdronken pseudoniem van Isabelle Geffroy.  “Recto Verso” is haar tweede plaat die ik vandaag heb gekocht van mijn vriend Miel Appelmans.

Zaz refereert met veel respect naar de hoogdagen van het chanson en voegt er een eigentijdse klank aan toe. Ze omringt zich met uitstekende muzikanten, tekstschrijvers en componisten. En dan is er die hese, gebarsten stem van haar die stenen doet smelten.

De sfeer baadt in die gemoedelijke swing waarin de gitaar van Django Rheinhardt resoneert en er zijn Parijse walsjes, ontsnapt uit de straten van Montmartre waar ze vroeger zelf als busker aan de kost kwam. Daarbij komen nog voorzichtige uitstapjes naar soul en r'n'b. Alles badend in een sfeer die herinnert aan Amélie Poulain en gezongen met de frasering en het timbre van de jonge Piaf.

Zaz laat zich op geen enkel moment in een bepaald hoekje duwen.

Zaz is op “Recto Verso”  een chansonnière uit een ver verleden, maar ook een popprinses uit de toekomst en alles tussen deze twee uitersten in, waarvan met name het vleugje gipsy niet onvermeld mag blijven.

Zaz is zwoel en verleidelijk, maar steeds ruwe emotie.

Miel noemde Zaz een goed gevulde doos bonbons. Dat is ze ook.

Als ik Recto Verso helemaal heb beluisterd heb ik het gevoel dat ik naar tien platen heb geluisterd en het zijn ook nog eens tien hele goede platen.

Je weet het .....de lijstjes. Ik hou er niet van. Maar vandaag, en dat voor ik maandag de nieuwe Dylan zal aanschaffen,  wens ik Zaz en “Recto Verso” op HET LIJSTJE van 2013 te plaatsen .....MET STIP!

Favoriete tracks

Oublie Loulou (van Charles Aznavour)



J'ai tant escamoté




woensdag 21 augustus 2013

The Mec Op Singers - Dies Irae (1966)



Deze Naamse groep begon als Les Chats Noirs in 1964, waarschijnlijk een amalgaam van Les Chats Sauvages van Dick Rivers of Les Chaussettes Noires van Eddy Mitchell.

Het was een balorkest zoals er in die tijd tientallen te horen waren.

In 1965 worden ze The Mec Op Singers: Michel Sterkendries, alias Mike Steven  of Mike Stevenly (lead gtr, vcls) - André Terrasse (bs) - Guy Bodart (rhythm gtr) - Freddy Evrard (dr) - Francis Collard (vcls) waren toen de bandleden!

Naar het voorbeeld van the Yardbirds en hun “Still I’m Sad” proberen de Mec Ops iets nieuws.

Andrew had het idee gekregen om iets uit het Gregoriaans ( 'Dies Irae', uit de dodenmis)  te gebruiken als basismelodie. Hierover zou een tekst komen,  gesproken door een zwarte gelynchte man die aan zijn God vraagt om zulke dingen niet meer te laten gebeuren.

De sarcastische lach je hoort aan het einde van de titel is Robert Berry, een professionele acteur in het Theatre Royal de Namur en de vader van Guy Bodart.

Hun eerste opname,  'Dies Irae', als 45's of Extended Play (Dies Irae/Summer In Hawaii/Pep Pills/Only Lonely Me),op het Hebra label was meteen een kaskraker.





 

De groep kon dankzij dit succes zo een beetje overal optreden, ook in Noord Frankrijk en in L'Alhambra in Parijs.

Een tweede single komt uit in 1967,  'It Was My Friend/A Tramp's Guitar Called Suzi', en nog steeds bij het label Hebra.

Toen  moest Guy Bodart nog zijn legerdienst voltooien en kwamen de onvermijdelijke line-up changes daar ook de zanger de groep verliet.

Michel nam de zanglijnen op zich en David Dandoy kwam als gitarist (we kennen een David Dandoy als lid van The Klan en  The Tomahawk Blues Band, misschien ook dezelfde man?), ook Claude Dessy (gt) en een zekere Pluche (een Congolees) worden genoemd.

Na nog een paar singles leek het vet van de soep te zijn: ‘End of the road’ voor de groep, hoewel ze sporadisch nog hebben opgetreden in de jaren 70.

In 1977 stierf  Michel Sterkendries, Francis Collard in 2008, Freddy Evrard volgde helaas in 2011. Guy Bodart leeft in de Verenigde Staten en blijkt een gitaarfreak te zijn geworden terwijl André Therasse ergens als cineast zou werken.







maandag 19 augustus 2013

Bob Dylan - The Death of Emmett Till



De moord op een 14-jarige zwarte jongen, Emmett Till in Money, Mississippi in augustus 1955 betekende een nieuw elan voor de Civil Rights beweging. De misdaad op zich zou niet zoveel weerklank krijgen, wel de foto die hierboven staat.

De gruwelijke foto’s van verminkte lijk van Till werd verspreid in het hele land, en werd o.m. gepubliceerd in Jet magazine, voornamelijk gericht op het Afro-Amerikaanse publiek.

Zoals gezegd wekte de foto intense reacties op van het publiek. Emmett Till had het aangedurfd, tijdens een bezoek aan Mississippi, naar een getrouwde blanke vrouw te fluiten en had zo de woede opgewekt van lokale blanke bewoners.

In het midden van de nacht werd de deur van het huis van zijn grootvader opengegooid, en Emmett werd meegenomen door ten minste zes blanke mannen. Hij werd in een vrachtwagen gegooid en zou nooit meer levend worden teruggezien.

Op 28 augustus 1955 omstreeks 20:30 ontvoerden beide mannen de jongen die toen bij zijn oom was. Ze brachten hem naar een oude schuur in het nabij gelegen Sunflower County. Daar sloegen en mishandelden ze hem letterlijk aan flarden tot hij bijna onherkenbaar was. Ze staken hem een oog uit en schoten hem neer met een revolver en bonden een ventilator rond zijn nek met prikkeldraad om hem zwaarder te maken.
Daarna gooiden ze hem in de Tallahatchie-rivier dichtbij Glendora. Een getuige hoorde Emmett urenlang schreeuwen tot de mannen besloten een einde te maken aan zijn leven.

De broers werden snel onder verdenking gesteld voor de verdwijning van de jongen. Het was echter duidelijk dat er nog anderen aan de lynchpartij hadden deelgenomen. De broers werden gearresteerd op 29 augustus nadat ze de nacht hadden doorgebracht bij kennissen in Ruleville dat slechts een paar kilometer verwijderd was van de plaats van de moord.





 



Aanvankelijk bekenden de mannen dat ze de jongen hadden ontvoerd, maar ze beweerden dat ze hem daarna weer hadden vrijgelaten. Het nieuws over de verdwijning verspreidde zich snel over heel de Verenigde Staten, zodat Medgar Evers en Amzie Moore, kopstukken van de NAACP, zich met de zaak konden inlaten. Evers was plaatselijk staatsambtenaar en Moore het hoofd van het kapittel van Bolivar County. Vermomd als katoenplukkers gingen ze in de velden op zoek naar nieuws dat hen kon helpen de jongen terug te vinden.

Zijn lichaam werd gevonden, gezwollen en misvormd, in de rivier Tallahatchie drie dagen na zijn ontvoering en kon enkel worden geïdentificeerd door zijn ring. Het werd teruggestuurd naar Chicago, waar zijn moeder erop aandrong dat de kist open werd gelaten voor de begrafenis. Zo konden de mensen zien hoe erg Till’s lichaam was misvormd.


 


“I wanted the world to see what they did to my baby.”

Op de dag dat Emmett Till werd begraven werden  twee mannen – de echtgenoot van de vrouw naar wie hij had gefloten, en zijn half broer – aangeklaagd van zijn moord, maar de 12-koppige all-white jury (van wie sommigen daadwerkelijk aan de martelingen van Emmett Till hadden geparticipeerd) had slechts een uur nodig om terug te keren voor een ‘not guilty’ uitspraak.

“De uitspraak zou sneller hebben gekund”, merkte een grijnzende juryvoorzitter op, “als de jury op weg naar de rechtbank niet zou gestopt zijn voor een frisdrankje” (!!).


 

“Not Guilty”

Om nog erger te maken, goed wetend dat er geen tweede proces zou komen, verkochten de twee beschuldigden hun verhaal aan het tijdschrift LOOK.

Bob Dylan was zo aangegrepen door dit hele verhaal dat hij zijn beruchte “The Death of Emmett Till” schreef.






 Uit Broadside :




 

zaterdag 17 augustus 2013

Op de draaitafel : Sammy Walker - Songs from Woody's Pen (1979)




Vorige keer had ik het over de beste Sammy Walker.

Onder invloed van de folk en country van Bob Dylan, Woody Guthrie en Hank Williams, maakte Sammy Walker in het midden van de jaren 1970 met twee albums voor het Folkways label en twee albums voor Warner Brothers.

Het was Phil Ochs, die zwaar onder de indruk van de jonge songwriter, voorstelde om zijn eerste album voor Folkways te producen.

Na zijn eerste album,  vandaag dat wonderlijke “Songs from Woody’s Pen” uit 1979.

Je krijgt de plaat in handen en je gelooft je eigen ogen niet. Het is net of je houdt de eerste Dylan plaat in je handen. 




De foto op de hoes zou zo uit de beginperiode van Dylan kunnen komen. En ook de plaat zelf, de Woody Guthrie songs, het is net of Dylan zelf ze brengt. Zo ergens op het einde van 1962.

Dit is dan ook een absolute topper in mijn platenkast.

Favoriete tracks heb ik niet – hoe kan je trouwens uit Woody Guthrie’s songs een beste kiezen ?

Dan toch maar, “Pastures of Plenty” en “1913 Massacre” al was het maar om de vergelijking met Dylan te maken.


Pastures of Plenty




1913 Massacre




vrijdag 16 augustus 2013

36 jaar geleden overleed Elvis Presley



Elvis Aaron Presley (Tupelo (Mississippi), 8 januari 1935 – Memphis (Tennessee), 16 augustus 1977).

Op de draaitafel : Sammy Walker - Song for Patty (1975)



Vorige keer had ik het over de beste “nep-Dylan” althans volgens Rolling Stone.

Vandaag wil ik het hebben over een totaal ondergewaardeerd artiest die Dylan – moest hij een tiental jaren eerder opgenomen hebben – naar de kroon zou steken. 




Sammy Walker (geboren 7 juli 1952 in de buurt van Atlanta, Georgia) is een Amerikaanse singer-songwriter.

Onder invloed van de folk en country van Bob Dylan, Woody Guthrie en Hank Williams, maakte Sammy Walker in het midden van de jaren 1970 met twee albums voor het Folkways label en twee albums voor Warner Brothers. 





 

Het was Phil Ochs, die zwaar onder de indruk van de jonge songwriter, voorstelde om zijn eerste album voor Folkways te producen.

Na een album met Woody Guthrie liedjes in 1979 (ook in mijn bezit), verdween Sammy Walker van het toneel. Hij nam wel een nieuwe plaat op in 2008

Ik heb die platen van Sammy Walker op het franse label “le chant du monde” die de oude folkways opnames hier verdeelde.





Song for Patty is het eerste album van Sammy Walker. Hij was toen 22.

Song for Patty gaat over Patty Hearst.

Patty Hearst is de kleindochter van miljonair William Randolph Hearst. Op 4 februari 1974 werd zij door een kleine linkse groep die zichzelf de Symbionese Liberation Army noemde uit haar appartement ontvoerd. In ruil voor de vrijheid van Hearst moest de Amerikaanse regering twee SLA-leden vrijlaten, maar dat deed de regering niet. De volgende eis was dat de familie Hearst 70 dollar aan elke arme inwoner van de Bay Area moest geven (ongeveer 400 miljoen dollar). Daarop doneerde haar familie zes miljoen dollar aan eten voor de armen in de Bay Area. Maar na deze donatie weigerde de SLA hun dochter vrij te laten omdat het voedsel volgens de SLA slecht was.

Kort daarna, op 15 april 1974, werd ze gefotografeerd met een M1 Carbine terwijl ze samen met vier andere leden van het SLA de Hibernia bank beroofde op Sunset Avenue. Hierna liet ze weten dat ze haar naam had veranderd naar Tania (naar een medestrijdster van Ernesto "Che" Guevara) en dat ze nu de SLA steunde. Er werd een arrestatiebevel voor haar uitgevaardigd, en ze werd uiteindelijk samen met twee andere leden van de SLA gearresteerd in september 1975. Zes andere oorspronkelijke SLA-leden werden gedood tijdens een belegering door een groep van 500 politieagenten van het huis waarin ze ondergedoken zaten. Vier hiervan stierven aan verwondingen aangedaan door politie, de twee anderen verstikten (de politie had het huis in brand gezet in de hoop dat zij dat zouden verlaten). Dit alles werd rechtstreeks uitgezonden door de media.

Tijdens haar rechtszaak vertelde Hearst dat ze geblinddoekt was opgesloten in een kast, en dat ze lichamelijk en seksueel was misbruikt, en dat ze hierdoor sympathie had ontwikkeld voor de ideologieën van de SLA in een extreem geval van "stockholmsyndroom". De periode van haar ontvoering tot haar arrestatie beleefde ze naar eigen zeggen in een "waas". Haar verdediging bleek niet succesvol, ze werd veroordeeld op 4 februari 1976 (toevallig precies 2 jaar na haar ontvoering) tot 25 jaar cel en in hoger beroep tot 7 jaar cel. Na 22 maanden werd haar gratie verleend door president Jimmy Carter (Hij zette de straf om in voorwaardelijk) en ze kwam uit de gevangenis op 1 februari 1979. President Clinton verleende haar op de laatste dag van zijn presidentschap een algeheel pardon (20 januari 2001).







 


Daarnaast krijgen we enkele prachtige tracks, o.m. Ochs' "Bound For Glory” en Woody Guthrie's " I Aint Got No Home".

Mijn favoriete tracks

Song for Patty



Closing Time



Bound for Glory (met Phil Ochs)




zondag 11 augustus 2013

Op de draaitafel : Dick Campbell - Dick Campbell sings where it's at (1966)




Richard S. "Dick" Campbell (25 januari 1944 - 25 april 2002) was een Amerikaanse folk-rock singer-songwriter. Hij is vooral bekend voor zijn album uit 1966 “Dick Campbell Sings where it’s at”, door Rolling Stone bestempeld als het beste "nep-Dylan" album. In die tijd was iedereen op zoek naar een nieuwe Dylan. Dunhill Records had PF Sloan, en Mercury probeerde het met Dick Campbell.

Mercury bracht Campbell in contact met de toen nog onbekende producer Lou Reizner, die vroeger Mike Bloomfield en de Paul Butterfield Blues Band had geproduced , en die ook met Dylan had gewerkt, om ervoor te zorgen dat het album erg vergelijkbaar was met Dylan’s sound.

Op het album zijn onder meer te horen : Mike Bloomfield (gitaar), Paul Butterfield (harmonica), Sam Lay (drums), Mark Naftalin (orgel), een jonge Peter Cetera (bas) en Marty Grebb van the Buckinghams (gitaar).

Het album is sterk geïnspireerd op zijn vluchtige relatie met zijn vriendin, Sandi, met zinnen als : "I won’t be capitulating/ You’re going to lose a few points in your ratings”.

Ook de tracks  "You've Got to Be Kidding", "Approximately Four Minutes of Feeling Sorry for Dick Campbell", "Girls Named Misery" and "Ask Me If I Care" zijn duidelijk in dit opzicht.

Ik heb dit album (alweer) gevonden in een uitverkoop in Stockel (10 voor 100 Fr.). Ik wist niet wat het was, het album was nog in de cellofaan. Maar er stond op 1966. Op de hoes stond een soort jonge James Dean.  Dus waarom eigenlijk niet ?

Favoriete tracks

Sandi



Approximately Four Minutes of Feeling Sorry for Dick Campbell





woensdag 7 augustus 2013

Op de draaitafel : The Ultimate Spinach (1968)



In mijn doos met US psychedelica vond ik deze elpee uit 1968 van the Ultimate Spinach.

Ultimate Spinach is een psychedelische / hard rock / blues band oorspronkelijk uit Boston. 






 


In hun hoogtijdagen in de jaren '60 specialiseerde de groep zich in lange nummers zoals "Ballad of the Hip Death Goddess", uit Ultimate Spinach (1968) en "Genesis of Beauty", uit Behold And See (1968).

De lange psychedelische improvisaties werden sinds 1970 grotendeels verlaten, samen met het succes.

Succes, ja dat moet ook met een korrel zout worden genomen want buiten lokale bekendheid geraakte de groep niet veel verder.

Toch een fijne plaat om zo ’s avonds eens op te leggen en even weg te zijn van dit alles.

Favoriete tracks :


Ballad of the Hip Death Goddess



Sacrifice of the moon




 




dinsdag 6 augustus 2013

Op de draaitafel : The Beacon Street Union / The eyes of the Beacon Street Union (1968)



De Beacon Street Union was een Us rock band uit de zgn psychedelische rockera.

Ze hadden hun naam van een straat in hun eigen Boston, waarvan de oorspronkelijke leden John Lincoln Wright (zang, percussie, overleden op 4 december 2011), Paul Tartachny (gitaar, zang), Wayne Ulaky (bas , zang), Robert Rhodes (keyboards, bas) en Richard Weisberg (drums) kwamen. Ze gingen allemaal naar de Boston University.

Met uitzondering van een paar roots nummers maakten ze hun liedjes zelf.

MGM Records promootte  ze als onderdeel van het zogenaamde "Bosstown Sound", samen met de groepen Ultimate Spinach en Orpheus.

De groep had weinig succes, hoewel hun eerste album “The Eyes Of The Beacon Street Union” het schopte tot  # 75 in de LP Charts op 4 mei 1968.





Ik heb dit album ooit voor een habbekrats gevonden op een rommelmarkt in Gent. Ik was er gek van. Ik hield van deze speciale sound van de US psychedelica. Later ben ik dit soort muziek gaan verzamelen. Ik heb nu waarschijnlijk zo'n 700 van die obscure elpees van US Psychedelica.

Favoriete tracks zijn ongetwijfeld “Beautiful Delilah” en “The Prophet” .

Beautiful Delilah



The Prophet




zaterdag 3 augustus 2013

Op de draaitafel : Eric Andersen / 'Bout Changes 'n Things (1966)



Gisteravond genoten van een oude elpee van mij, Eric Andersen’s  “’Bout Changes and Things”.

Singer-songwriter Eric Andersen was niet alleen een van de meest opvallende "gezichten" van de vroeg-tot midden jaren '60 folk scene (zie de album cover met  foto in zijn donkere, goede looks en mod-achtige kledij - Cubaanse hak laarzen, denim jasje, denim jeans a la Bob Dylan), hij was ook een getalenteerde songsmid en een betoverende, introspectieve, performer.

Leonard Cohen : "I'm a poet and I never thought of writing songs; then I heard Violets Of Dawn and I began to write songs."

Een jaar na zijn debuut met “Today is the Highway”, nam Eric deze plaat op, een gevarieerd album dat door de folk-beweging werd gekoesterd.

Deze elpee bevatte niet alleen drie klassiekers onder de zelfgeschreven titels – “Violets of the Dawn”,” Thirsty Boots” (recent uit als B kant van Dylan’s Wigwam)  en “Close the door gently when you go” - maar ook Arthur Crudup's “That's Alright Mama” (via Elvis Presley) en Ewan MacColl's “Champion At Keeping Them Rolling” , via Ramblin 'Jack Elliott, die MacColl tijdens zijn bezoeken aan Engeland had ontmoet.

Ik kan moeilijk een favoriete track kiezen. Misschien dan maar :

Thirsty Boots



Violets of the Dawn





Lula Reed - Idle Gossip (1959)




Lula Reed - Idle Gossip (1959)
(Sonny Thompson)

De naam van Lula Reed wordt fout geschreven op het label.
De B-kant van Lovin'.

Covers : Little Willie John (1959) [als Let Them Talk (de openingswoorden van de song) voor King; hit R&B], Dakota Staton (1960) , Frankie Ford (1961) [idem], Mitty Collier (1963) , Dale & Grace (1966) , George Benson (1966) , Bunny Sigler (1967) , Billy Young (1968) , James Brown (1969) , Kim Tolliver (1969) , Lonnie Mack (1969) , Bobby Patterson (1969) , Baby Washington (1970) , Roberta Flack (1971) , Manhattans (1971) , Derrick Morgan (1972) , Z.Z. Hill (1974) , Gwen McCrae (1975) , Persuasions (1979) , James Booker (1980) , Mike Bloomfield (1981) , Jon Cleary (1989) , Little Milton (1992) , Davell Crawford (1995) [op gelijknamige cd; idem als bij Jon Cleary], Marva Wright (2001) , Harry Connick Jr. (2007) [alle als Let Them Talk], Gary US Bonds (2009) [idem, titeltrack cd], Hugh Laurie (2011) [idem],

Lula's nummer werd opgenomen in februari, Little Willie's in juni. Chess (Argo) bracht Lula's nummer pas uit toen ze hoorden dat Little Willie John's versie eraan kwam.

Lula kende auteur Sonny Thompson al van toen ze met hem debuteerde in '51 met I'll Drown In My Tears.


Lula Reed - Idle Gosip



Little Willie John - Let them talk