Jean-Jacques Louis Sels (°1922, Berchem) werd op z'n zestiende wees, maar erfde het vermogen van zijn vader, die reder was. Als puber verzamelde hij jazzplaten. Hij bracht het tot 10.000 stuks, die in de oorlog vernield werden in een bombardement.
De jonge Sels leerde op eigen houtje tenorsax spelen, gefascineerd door vernieuwers als Dizzy Gillespie en Charlie Parker. Jean-Jacques werd Jack , die het erg vond dat hij geen zwarte was en daarom een witte neger wilde zijn.
Met gitarist Freddy Sunder blikte hij enkele rock-'n-roll-plaatjes in. Toen er van zijn erfenis niet veel meer overbleef, stopte hij met spelen en ging hij varen.
In 1948 keerde Jack Sels terug naar de jazz en naar Antwerpen om er in feite nooit meer weg te gaan. De stad was voor hem meer dan groot genoeg. Het is die houding die volgens jazzkenners zijn carrière fnuikte.
De jonge Sels leerde op eigen houtje tenorsax spelen, gefascineerd door vernieuwers als Dizzy Gillespie en Charlie Parker. Jean-Jacques werd Jack , die het erg vond dat hij geen zwarte was en daarom een witte neger wilde zijn.
Met gitarist Freddy Sunder blikte hij enkele rock-'n-roll-plaatjes in. Toen er van zijn erfenis niet veel meer overbleef, stopte hij met spelen en ging hij varen.
In 1948 keerde Jack Sels terug naar de jazz en naar Antwerpen om er in feite nooit meer weg te gaan. De stad was voor hem meer dan groot genoeg. Het is die houding die volgens jazzkenners zijn carrière fnuikte.
Vanaf 1958 begon hij voor de Belgische Radio te werken. Hij maakte er het programma Levende jazz en was geregeld te gast in de studio's aan het Flageyplein, waar hij opnamen maakte met The Clouds, Saxorama, zijn trio en allerlei studioformaties.
Jack Sels speelde nog aan de zijde van Lucky Thompson en Dizzy Gillespie. In 1958 werd een televisie-opname gemaakt van zijn optreden met Lester Young. Maar in tegenstelling tot tijdgenoten als Toots Thielemans, Bobby Jaspar en René Thomas kon hij niet doorbreken in het buitenland.
Voor de dienst Volksontwikkeling van het ministerie van Cultuur tourde hij langs de parochiezalen om zo de jazz in Vlaanderen te introduceren. Jazz had toen een kwalijke reputatie van ordinaire Amerikaanse barmuziek, maar Jack Sels wierp zich op als propagandist van de nieuwe muziekvorm.
Hij componeerde vijf symfonieën en schreef de - nu verdwenen - soundtrack van de Vlaamse nouvelle vague-film "Meeuwen sterven in de haven" (1955) van Roland Verhavert.
In 1964 besloot Jack Sels de BRT geen noot meer te gunnen en alleen nog op z'n honger te spelen. Waarom vertelde hij nooit. Liever dan commerciële toegevingen te doen verkoos de jazzpionier in de haven te gaan werken als marqueur onder de dokwerkers. Zijn laatste belangrijke optreden was op de openingsdag van het inmiddels legendarische Jazz Bilzen in 1966, waar ik hem zag spelen met Rita Reys.
Journalist Hugo Camps maakte zich daar kort voor Sels' dood nog erg boos over: ,,Het feit dat het muzikaal onderontwikkelde België van Jack Sels een proletariër maakt - die wel door de Antwerpse dokkers op de handen wordt gedragen - is voldoende om een aantal missionarissen naar hier te halen.''
"Indien Sels minder gebonden was geweest aan zijn geboortegrond, had hij zeker een leidinggevend jazzmusicus op wereldniveau kunnen worden", schreef wijlen Juul Anthonissen.
Jack Sels stierf op de eerste lentedag van 1970 aan een hartaanval, in zijn woning aan de volkse Hoogstraat in Antwerpen. Aan zijn oude piano, vol verbittering voor België en liefde voor Antwerpen.
Deze plaat op het onooglijke IBC label heeft mij ooit 99 frank gekost. Het is een pareltje van de jazzmuziek, met een jonge Philippe Catherine op gitaar. Prachtig gewoon.
Jack Sels speelde nog aan de zijde van Lucky Thompson en Dizzy Gillespie. In 1958 werd een televisie-opname gemaakt van zijn optreden met Lester Young. Maar in tegenstelling tot tijdgenoten als Toots Thielemans, Bobby Jaspar en René Thomas kon hij niet doorbreken in het buitenland.
Voor de dienst Volksontwikkeling van het ministerie van Cultuur tourde hij langs de parochiezalen om zo de jazz in Vlaanderen te introduceren. Jazz had toen een kwalijke reputatie van ordinaire Amerikaanse barmuziek, maar Jack Sels wierp zich op als propagandist van de nieuwe muziekvorm.
Hij componeerde vijf symfonieën en schreef de - nu verdwenen - soundtrack van de Vlaamse nouvelle vague-film "Meeuwen sterven in de haven" (1955) van Roland Verhavert.
In 1964 besloot Jack Sels de BRT geen noot meer te gunnen en alleen nog op z'n honger te spelen. Waarom vertelde hij nooit. Liever dan commerciële toegevingen te doen verkoos de jazzpionier in de haven te gaan werken als marqueur onder de dokwerkers. Zijn laatste belangrijke optreden was op de openingsdag van het inmiddels legendarische Jazz Bilzen in 1966, waar ik hem zag spelen met Rita Reys.
Journalist Hugo Camps maakte zich daar kort voor Sels' dood nog erg boos over: ,,Het feit dat het muzikaal onderontwikkelde België van Jack Sels een proletariër maakt - die wel door de Antwerpse dokkers op de handen wordt gedragen - is voldoende om een aantal missionarissen naar hier te halen.''
"Indien Sels minder gebonden was geweest aan zijn geboortegrond, had hij zeker een leidinggevend jazzmusicus op wereldniveau kunnen worden", schreef wijlen Juul Anthonissen.
Jack Sels stierf op de eerste lentedag van 1970 aan een hartaanval, in zijn woning aan de volkse Hoogstraat in Antwerpen. Aan zijn oude piano, vol verbittering voor België en liefde voor Antwerpen.
Deze plaat op het onooglijke IBC label heeft mij ooit 99 frank gekost. Het is een pareltje van de jazzmuziek, met een jonge Philippe Catherine op gitaar. Prachtig gewoon.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten