donderdag 29 november 2012

The Small Faces - I feel much better (1967)




"Tin Soldier" is een liedje van de Britse rockgroep Small Faces. Het verscheen oorspronkelijk op de Amerikaanse versie van hun tweede studioalbum, getiteld There Are But Four Small Faces, en werd op 2 december 1967 door Immediate Records als single uitgegeven. Het was daarmee de elfde single van de Small Faces en hun derde op het Immediate-label.

Marriott schreef het liedje aanvankelijk voor P.P. Arnold, maar besloot het zelf op te nemen. Arnold zong wel mee op deze plaat. In 1981 nam Marriot "Tin Soldier" opnieuw op met de band Humble Pie voor het album "Go for the Throat". Het liedje gaat over Jenny Rylands, met wie Marriott later trouwde.

Op de b-kant stond het door Steve Marriott, Ronnie Lane en Ian McLagan geschreven "I Feel Much Better".

Een niemendalletje waar the Faces vrolijk van "shoop shoop doowaddy waddy" en "shanga langa lang" geven.Voortgestuwd door de machtige bas van Ronnie Lane.

Heerlijk !






maandag 26 november 2012

Georgie Fame & the Blue Flames - Rhythm and Blue Beat (1964)



Georgie Fame is beïnvloed door jazz, blues en ska muziek. Hij leerde al piano spelen op zijn zevende. Op zijn zestiende tekende hij bij Larry Parnes, die hem zijn artiesten naam Georgie Fame gaf. Jarenlang tourde hij door de UK met artiesten als Joe Brown, Gene Vincent en Eddie Cochran. Hij speelde in de band van Billy Fury genaamd: The Blue Flames.

Hij leerde piano en orgel spelen in de kerk, werd ooit tweede bij een talentenjacht die Ringo Starr won, maar hij was als 16 jarige toch ontdekt. Hij ging mee op tournee met Eddie Cochran (die na het slotconcert verongelukte) en koos daarna voor een solo carriere.

In 1961 besloot Fury verder te gaan zonder de band en veranderde de band naam in Georgie Fame and the Blue Flames. 

 


Vanaf maart ‘62 stond ik met mijn eigen band The Blue Flames drie jaar lang elke avond in de Flamingo club in Soho, Londen. Daar kwamen Amerikaanse GI’s, muzikanten, beroemde en hippe mensen. De tijd in de Flamingo was voor mij een ongelofelijke muzikale ervaring.

Dit was het begin van een zeer succesvolle carriere met het spelen van rhythm and blues nummers.  Halverwege de jaren 60 waren zij de enige band uit de UK die werd uitgenodigd om te spelen in The Tamla Motown Package Show. Dit was een show met artiesten als Stevie Wonder en The Surpremes. Dit was de eerste keer dat de Motown show naar Engeland kwam.

 



In de zomer van ’65 verdrong Fame Help van de Beatles van de nr positie in de charts met zijn hit Yeh Yeh. “Ik had het nummer gehoord op een LP van Jon Hendricks en ik was meteen verkocht. Ik bracht het uit en kreeg na het bereiken van de nr 1 positie een telegram van de Beatles om mij te feliciteren. Zo ging dat in die tijd, er was geen rivaliteit tussen bands. Ik heb het telegram nog steeds ergens op mijn zolder.” Hendricks was en is altijd van grote invloed geweest op Fame. ‘Hij was mijn mentor, net zoals Mose Allison .” Nadien volgden nog enkele grote successen, zoals The Ballad of Bonnie & Clyde en Get Away, oorspronkelijk geschreven voor een benzinemerk. “Mijn pensioenplan,” grapt Fame.

Dit is Georgie's eerste EP uit de UK. (1964)








woensdag 21 november 2012

Het tragische verhaal van Tom Dula




Een van de meest bekende Amerikaanse folksongs is “Tom Dooley”.

Geschreven door ene Thomas Land, diep in de negentiende eeuw, maar het was het Kingston Trio dat het liedje in 1958 zes miljoen keer wist te verkopen, een succes dat volgens velen de aanzet vormde tot de ‘folk boom’ in de jaren erna.

Hang your head, Tom Dooley. 





 

Maar wat is eigenlijk het verhaal achter song ?

Dit is het verhaal van een jonge soldaat van de zuiderse confederatie, Tom Dula, wiens naam in het plaatselijke dialect als ‘dooley’ werd uitgesproken. Tom Dooley, die naar zijn huis terugkeerde in Happy Valley op de Yadkin Rivier in Wilkes County, North Carolina na de Burgeroorlog.

Tom had in de Amerikaanse burgeroorlog meegestreden, had de slag bij Gettysburg overleefd en was nogal graag gezien bij de vrouwen in Wilkes County, North Carolina, waar Dula op 22 juni 1845 ter wereld kwam.

Hij was de jongste van drie zonen. Op school kwam hij waarschijnlijk de nichtjes Ann en Laura Foster tegen. Hij werd verliefd op Ann, maar drie maanden voor zijn achttiende verjaardag, op 15 maart 1862, meldde hij zich aan bij het 42ste North Carolina Infantry Regiment. Toen hij drie jaar later afzwaaide, was Ann - in de veronderstelling dat ze haar Tom nooit meer terug zou zien - inmiddels getrouwd met een oude boer, James Melton.


Tom Dula was een “ladies man”. Ann Foster was getrouwd, ok dan neem ik haar nichtje, Laura. En zo gebeurde het.  Binnen de kortste keren was Laura  zwanger, iets wat in het puriteinse Wilkes bepaald niet door de beugel kon. Ze besloten er samen vandoor te gaan.

Kort daarna werd het lichaam van Laura gevonden. Ze was meerdere keren gestoken met een groot mes. Door het gruwelijke karakter van de moord én door de omstandigheid dat Laura zwanger was, kreeg de zaak landelijke aandacht.


 
Bob Grayson

Tom had afspraken gemaakt met Laura om weg te lopen en te trouwen. In de nacht nam ze wat kleren die ze kon dragen en vertrok te paard voor haar rendez-vous met Tom.

Ze verdwenen. Laura was achttien op het moment. Haar familie zocht haar, maar het mocht niet baten. Naarmate de tijd verstreek vermoedden ze wel dat Laura was weggelopen met Tom Dooley. Een drietal weken nadat Laura er vandoor was gegaan kwam haar paard terug...alleen.

Het lichaam van Laura Foster werd egvonden. Haar benen waren gebroken en wat leek op een steekwond werd gevonden in haar borst. Ook werd een kleine zak met de kleren van Laura gevonden. Er was geen twijfel, het was Laura.

Laura's lichaam werd meegenomen naar de dichtstbijzijnde stad en zij werd begraven op een hoge heuvel sindsdien bekend als "Laura Foster Hill".

De rol van Dula in de slachtpartij is niet duidelijk. Een van de theorieën was dat niet hij, maar Ann de moordenaar was, uit jaloezie omdat ze nog altijd verliefd op Dula was. Hoe dan ook: Dula werd van de moord beschuldigd, en hij sloeg op de vlucht naar Tennessee. Uiteindelijk was het Colonel Grayson, bij wie Dula in dienst was getreden, die Dula aangaf bij de sherrif van Wilkes


Grayson vertelde de toegestroomde menigte dat Tom Dooley Laura had vermoord en dat Ann Foster hem daarbij had geholpen. Tom Dooley, nonchalant als altijd, vroeg of hij geboeid moest worden en begon een deuntje op zijn banjo te spelen. Ann Foster werd snel gearresteerd. Zij en Tom zouden samen worden berecht.


Het proces begon in Statesville, op een afstand van ongeveer dertig mijl van Wilksboro met Judge Ralph Burton als voorzitter. Bewijs werd geleverd dat Tom Dooley en Ann Foster een affaire hadden.

Betsy Scott werd naar het gerecht gevracht om te getuigen dat ze Laura Foster had gesproken die haar zou gezegd hebben dat de dag voordat ze verdween Laura haar vertelde dat ze zou weglopen met Tom Dooley.

Vanaf het allereerste begin hield Tom vol dat hij onschuldig was, maar hij verder niets zeggen. De advocaat probeerde op alle mogelijke manieren om hem te laten spreken maar Tom bleef stom gedurende het hele proces.

Op de eerste dag van mei 1866, werd Tom Dooley door de straten van Statesville gereden in een wagen. Hij zat op zijn doodskist met zijn banjo op zijn knie, grappen maken met de menigte. Hij speelde zijn favoriete ballad op de oude banjo, en glimlachte als de wagen de galg naderde. Toen het touw om zijn nek werd geplaatst maakte hij maakte grapjes met Sheriff WE Watson: "Ik zou mijn nek gewassen hebben als ik had geweten dat je zo'n mooie schone nieuwe koord zou gebruiken".

Gevraagd naar een laatste woord hief Tom zijn rechterhand op en antwoordde:  “Gentlemen, do you see this hand? I didn’t harm a hair on the girl’s head.”

De valdeur sloeg open en Tom was dood.


 
Tom Dula werd begraven op een begraafplaats in Happy Valley langs de kant van de oude North Wilkesboro Road in de buurt Elksville, North Carolina.
.

Ann Melton werd uiteindelijk niet schuldig bevonden, maar het stigma volgde haar overal waar ze ging. Ze liet het echter niet aan haar hart komen en bleef flirten. Uiteindelijk viel ze  een paar jaar later van haar wagen en brak haar nek.





De song.

Deze droevige ballade werd waarschijnlijk voor het eerst kort gezongen na de uitvoering en wordt nog steeds vaak gezongen in North Carolina.

In de documentaire “Appalachian Journey” (1991) van Alan Lomax wordt Frank Proffitt als de "originele bron" voor het nummer genoemd.  Het is onduidelijk wat Lomax hiermee bedoelt, maar aangezien het erop lijkt dat de oorspronkelijke ballade de vroege versie van Frank Proffitt voorafgaat, is het waarschijnlijk dat Lomax bedoelt dat Proffitt's versie degene  is die is uitgegroeid tot meest bekende voor ons, omdat het Kingston Trio hun interpretatie aan Proffitt ontleenden.

Er bestaat echter een eerder bekende opname door Grayson en Whitter uit 1929, ongeveer tien jaar voor Proffit.


GB Grayson en Henry Whitter vormden een duo gedurende drie jaren on de late jaren '20 en vroege jaren '30, maar ze hadden een enorme invloed op de country muziek. Zelfs hedendaagse performers blijven hun nummers voveren :  "Handsome Molly" (opgenomen door Dylan),  "Clock Old Hen," "Tom Dooley", "Rose Conley" en "Lee Highway Blues (Going Down de Lee Highway)."

De blinde fiddler G.B. Grayson is mogelijk een afstammeling van de man uit Tennessee waar de echte Tom Dula bij onderdook en waar hij gearresteerd werd . Henry Whitter was samen met Frank Hutchinson veruit de eerste die gitaar en harmonica tegelijk bespeelde, iets wat later met Woody Guthrie- en vooral met Bob Dylan zou worden geassocieerd.




 
Oudste Opname : G.B. Grayson & Henry Whitter (1929)

Covers : Bascom Lamar Lunsford (1935) , Myra Barnett Miller (1936) [als Tom Dula], J. Frank Bare & Mrs. Lena Bare Turbyfill (1939) , Cleophas Franklin (1939) , Frank Proffitt (1940) [versie die het Kingston Trio hoorde; Anne & Frank Warner opname; Proffitt en Warner spanden samen een proces aan tegen het Kingston Trio en kregen uiteindelijk een deel van de royalties], Frank Warner (1947) [als Hang Down Your Head Tom Dooley; John & Alan Lomax hielpen bij het arrangement], Alan Lomax (1948) [leerde de song van Frank Warner en ging achteraf in de Appalachen de mensen opzoeken waar Frank de song van had geleerd], Folksay Singers (1951) [met Erik Darling], City Ramblers Skiffle Group (1957) , Tarriers (1957) , Kingston Trio (1958) [n°1 US & B; met gesproken intro en in andere toonaard; deze hitversie veroorzaakte een kettingreactie: een hele reeks gelijkaardige saga-songs zorgden nl. voor de aflossing: The Battle Of New Orleans, Long Black Veil, Soldier's Joy, The Great El Tigre (zie telkens daar); er ontstond zowaar een cultus rond al die (al dan niet) historische figuren], Lonnie Donegan (1958) , Philippe Clay (1958) [als Fais ta prière], Bob Davidse (1959) [als Jan Breydel], Bobbejaan Schoepen (1959) [als Tom Doely], Compagnons De La Chanson (1959) , Nielsen Brothers (1959) [n°1 D], Line Renaud (1959) , New Lost City Ramblers (1960) , Troubadour Van Het Heilig Hart (1960s) [Pater Mestdagh; in het Nederlands; coverde ook Island In The Sun als Molokaï, zonder bronvermelding; smeet bovendien zijn kap over de haag], Burl Ives (1962) , Smothers Brothers (1962) [als sketch], Snakefarm (1999) [met Anna Domino], Steve Earle & The Pine Valley Cosmonauts (2002) , Carolina Chocolate Drops (2007) [als Tom Dula], Neil Young & Crazy Horse (2012) ,


Hier zijn

1 Grayson & Whitter - Tom Dooley
2 Frank Proffitt - Tom Dooley
3 Frank Warner & Pete Seeger - Tom Dooley
4 Kingston Trio 1959 - Tom Dooley
5 The New Lost City Ramblers - Tom Dooley
6 Doc Watson - Tom Dooley
7 Lonnie Donegan - Tom Dooley
8 Sweeney's Men - Tom Dooley
9 Carolina Chocolate Drops - Tom Dula
10 Tim Eriksen - Tom Dooley Banjo Fiddle and Voice









maandag 19 november 2012

Ian and Sylvia – The Originals




Er zijn van die artiesten die belangrijk zijn voor de muziek, niet zozeer omdat ze zelf erg goed zijn, maar vooral omdat ze als doorgeefluik fungeren voor de latere generaties.

Dit was zo voor het folkduo Ian en Sylvia.  Ze introduceerden ons tot Gordon Lightfoot en Joni Mitchell en namen als eerste een aantal  Dylan songs op.

Ian & Sylvia waren een Canadees folk en country duo dat bestond uit Ian en Sylvia Tyson, geboren Fricker. Ze begonnen samen op te treden in 1959, trouwden in 1964, en stopten ermee in 1975 na een echtscheiding.

Ian Tyson, CM, werd geboren in Victoria, British Columbia in 1933. In zijn tienerjaren besloot hij een carrière als rodeo rijder te beginnen. Tijdens de revalidatie van zijn verwondingen,  opgelopen bij een val van zijn paard ergens in het midden van de jaren vijftig,  begon hij gitaar te leren. In de late jaren 1950 verhuisde hij naar Toronto en had hij zijn zinnen gezet op een carrière als entertainer. Hij begon dan ook te spelen in clubs en koffiehuizen in Toronto. In 1959 werd hij full-time muzikant.

Sylvia Tyson, geboren Fricker, CM, werd geboren in Chatham, Ontario in 1940. Hoewel nog in haar tienerjaren begon ze de folk-clubs van Toronto te bezoeken.

Ian & Sylvia begonnen samen op te treden in Toronto in 1959. In 1962 gingen ze naar New York City, waar ze de aandacht trokken van manager Albert Grossman. Hij was toen reeds de manager van Peter, Paul and Mary en zou binnenkort Bob Dylan’s manager worden. Grossman zorgde voor een kontrakt bij Vanguard Records en het duo bracht hun eerste album uit later dat jaar.

 


Het eerste en self-titled album van Ian & Sylvia op Vanguard Records bestond voornamelijk uit traditionele folksongs, Engelse en Canadese volksliedjes, spirituals en een paar blues nummers.  Het album was niet zo succesvol maar in elk geval genoeg om op het Newport Folk Festival van 1963 op te treden.

“Four Strong Winds”, hun tweede album, was vergelijkbaar met de eerste, maar het bevatte de eerste opname van Dylan’s “Tomorrow is a long time” waarvan Sylvia beweerde dat Dylan het voor haar had geschreven. Dylan schreef het echter na de breuk met Suze Rotolo. De song “Four Stong Winds” van Ian Tyson zelf was een echte hit.

Ian en Sylvia trouwden in juni 1964. Ze brachten ook hun derde album, “Northern Journey” uit . Dit album bevatte een blues nummer geschreven door Sylvia, “You Were On My Mind “, dat later een wereldhit zou worden voor de Californische groep We Five en de Britse folk -rock zanger Crispian St. Peters. Bobby Bare’s versie van “Four Strong Winds” voerde ondertussen de country charts aan.




 
Op “Northern Journey” stond ook “Someday Soon”, een compositie van Ian die “Four Strong Winds” zou evenaren. Beide nummers zouden  uiteindelijk worden gecoverd door tientallen artiesten.

Hun vierde album, “Early Morning Rain”, bestond voor een groot deel uit hedendaagse composities. Zij introduceerden het werk van collega-Canadese songwriter en performer Gordon Lightfoot met zijn “For Loving Me”.

“Play one more” uit 1965 betekende een stap  in de richting van de elektrische folk, zoals die ondertussen populair was geworden met groepen als de Byrds en de Lovin ‘Spoonful.

In 1967 brachten ze twee albums uit, een voor Vanguard, de andere voor MGM. “So Much For Dreaming” en “Lovin’ Sound” waren echter veel minder van kwaliteit dan hun voorgaande albums hoewel we hier drie van Dylan’s basement tapes opnames terug vinden.

In 1969 vormden Ian & Sylvia de country rock groep Great Speckled Bird. Ze namen een home recorded album op dat eproduced werd door Todd Rundgren; Het werd een flop.
Het obscure label Ampex Records was niet in staat tot een wijdverspreide distributie. Duizenden exemplaren verlieten nooit het magazijn. Deze plaat werd een echte collector’s  item.

Ian & Sylvia’s laatste twee albums werden opgenomen op Columbia Records. Geen van de albums verkochten.

In 1975 stopte het. Het echtpaar scheidde en de optredens waren gedaan.

Ian trok zich terug in West-Canada, werd veeboer en nam sporadisch nog een plaat op.

Sylvia bleef actief. Ze schreef nog wat en nam zelfs wat nieuw materiaal op. Hun  zoon, Clay Tyson (Clayton Dawson Tyson geboren in 1966) , is ook muzikant.


 


Hier zijn de vroegste versies van  :

The Circle Game
Four Strong Winds
Some Day Soon
Tomorrow is a long Time
You were on my mind
Early Morning Rain.
Un Canadien Errant
For Lovin’ Me








zondag 18 november 2012

Clarence Carter - Tell Daddy (1966)





Deze song (Tell Mama) was het lijflied van Etta James en als je op haar hitparadenoteringen mag voortgaan, haar grootste pophit in de States met een 23ste plaats in '67.

Net als die andere soulzangeres Ann Peebles "Come To Mama" zingt en achteraf Bob Seger daar een hit mee scoorde als "Come To Poppa", onderging "Tell Mama" een omgekeerde sexoperatie: voordien heette het "Tell Daddy" bij Clarence Carter.

De originele opname is uit 1966 van Clarence Carter, een blinde zanger gitarist uit Montgomery Alabama, die ons later zou bekoren met "Patches".

Etta James ' Cover dateert uit 1967, met op de B Kant "I'd rather go blind", van een klassieke single gesproken....




 

Clarence Carter - Tell Daddy (1966)



Etta James - Tell mama (1967)



en de demo van Clarence Carter ...





Wim Sonneveld - De kat van ome Willem / Op de Step




Willem (Wim) Sonneveld (Utrecht, 28 juni 1917 - Amsterdam, 8 maart 1974) was een Nederlands cabaretier en zanger.

Hij wordt als één van de "Grote Drie van het Nederlandse cabaret" van na de Tweede Wereldoorlog beschouwd, samen met Toon Hermans en Wim Kan.

Deze single komt uit de Vara TV Show "Ja zuster, nee zuster". De waanzinnige teksten zijn van Annie M.G. Schmidt.

Op eigen verzoek bij schrijfster Annie M.G. Schmidt mocht Sonneveld een gastrol spelen in de populaire televisieserie "Ja zuster, nee zuster", met teksten van Schmidt en liedjes van Harry Bannink. De hoofdrollen waren voor Hetty Blok als zuster Klivia en Leen Jongewaard als Gerrit/Opa.

Vanaf het begin was de serie een succes en ook alle liedjes vonden gretig aftrek op de lp's. Geen wonder dat de bekende Nederlanders stonden te dringen voor een gastrol in de serie.



 
Sonneveld speelde drie rollen in de aflevering genaamd "De Pruiselaars", waarin hij te gast was. Het bekendst is zijn rol als opa Arie Pruiselaar, sr. Samen met Leen Jongewaard, als opa van Gerrit, zingt hij het duet "In een rijtuigie" wat uit zou groeien tot een klassieker.

De andere bekende liedjes uit de aflevering zijn staan op deze single.

Echt een van de allerbesten.


De kat van Ome Willem



Op de Step




zaterdag 17 november 2012

Philip Catherine



Philip Catherine (Londen, 27 oktober 1942) is zeventig geworden.

Ik had er bijna bijgevoegd "et tout le monde s'en fout", maar neen dus. Hoewel Jazz zéér stiefmoederlijk wordt behandeld in onze nationaal radiolandschap moet er toch worden gezegd dat er naast de obligate Toots er nog andere raspaarden rondlopen in ons Belgenland. Philip Catherine is er zo een.

Philip Catherine is een van de bekendste musici uit de Belgische jazz en behoort tot de internationale top. In zijn 40-jarige carrière heeft hij alle groten van de Europese en Amerikaanse jazz begeleid.

Catherine werd geboren uit een Engelse moeder en een Belgische vader. Hij is afkomstig uit een familie van muzikanten en ontdekte op 14-jarige leeftijd Georges Brassens en Django Reinhardt. Om in de voetsporen van zijn idolen te treden kocht hij een gitaar en beluisterde hij alle grote jazzmuzikanten van die tijd.

In de jaren zestig begeleidde Catherine door heel Europa bekende musici als Lou Bennett, Dexter Gordon en Stéphane Grappelli. Eind jaren zestig richtte hij met zijn vriend Marc Moulin een jazzrock-groep op. In 1971 nodigde de beroemde Franse violist Jean-Luc Ponty hem uit bij zijn kwintet Experience te komen spelen. In 1974 en 1975 nam Catherine zijn eerste eigen platen op: September Man en Guitars.

Hij ondernam nadien tournees met zijn eigen formaties, maar bleef ook actief als begeleider van jazzlegendes als Charles Mingus, Benny Goodman, Toots Thielemans, Charlie Mariano en Chet Baker. Daarnaast speelde hij in een duo met Larry Coryell en in een trio met Didier Lockwood en Christian Escoudé. Met het trio dat hij vormde met trompettist Tom Harrell en bassist Hein van de Geyn nam hij drie platen op : I remember You in 1990 en Moods I & II in 1992.





In 1997 tekende Catherine een contract bij Dreyfus Records en bracht hij Philip Catherine Live, Guitar Groove en Blue Prince uit. Hij was intussen zelf een grote jazznaam geworden en kreeg in de loop der jaren diverse onderscheidingen waaronder "The most Promising Duo, Record Jazz Award Winners" en "Artist of the Year" (1978) van de Deutsche Phono Akademie. Eind 1988 kende de Belgische Vereniging van Jazzcritici hem eenparig de "Saxe"-prijs toe voor zijn album "Transparence". In 1995 kreeg hij de "Django d'Or" van Sabam en in 1998 ontving hij in Parijs de Django d'Or als "Beste Europese jazzmuzikant". Zijn meest recente bekroning tot dusver is de titel van "Maestro Honoris Causa" van de Conservatoriumstichting van Antwerpen. Zijn album Summer Night, uitgebracht in oktober 2002, werd in Jazz Magazine verkozen tot "Disque d'Emoi" (de ontroeringsplaat).




Gisteren kreeg ik zijn nieuwe plaat "Côté Jardin" in handen en ..... zoals steeds een echt juweeltje. Philip is een virtuoos maar verliest zich nooit in oeverloos geïmproviseer en stelt de melodie steeds voorop. Zo moet het echt.

Hier zijn een paar songs uit dit nieuwe album.

Je me suis fait tout petit (van Georges Brassens)



Côté Jardin (gezongen door zijn dochter Isabelle)



en het openingsnummer "Misty Cliffs" 



Allen naar de platenwinkel, als het ware !!!




donderdag 15 november 2012

Darrell Scott - American Tune (2009)



Darrell Scott (London (Kentucky), 6 augustus 1959) is een Amerikaanse singer-songwriter.

Scott werd geboren als zoon van de muzikant Wayne Scott op een tabaksplantage in London, Kentucky. Toen Scott acht was verhuisde het gezin naar Californië. Daar verliet zijn moeder het gezin en werden Darrell en zijn vier broers opgevoed door hun vader. Door veel te verhuizen zorgde Wayne Scott dat zijn zoons geen verkeerde vrienden kregen.

Het gezin richtte zich sterk op zichzelf en men voelde zich verbonden door samen te musiceren. Daarnaast las Darrell veel literatuur, en realiseerde hij zich al vroeg dat er weinig verschil was tussen de poëzie van Dylan Thomas en de liedteksten van Hank Williams. Door zijn vader leerde hij de grote songwriters kennen, en zag hij ze spelen in de Grand Ole Opry.

Vanaf zijn 16e speelde Scott in wegrestaurants in Californië en vertrok later naar Toronto waar hij pedalsteel speelde bij de Mercy Brothers. Ze hadden drie hits in Canada met liedjes die Scott schreef.
Ondanks dit succes verhuisde hij naar Boston, waar hij aan Tufts University poëzie studeerde. Terwijl hij hier verder studeerde, slaagde hij erin om auditie te doen bij SBK Records, een onderdeel van EMI. In 1991 nam hij een compleet album op met producer Norbert Putnam, maar SBK besloot het niet uit te brengen omdat men verwachtte dat het geen hit kon opleveren. In 2003 nam Scott dit album opnieuw op en bracht het op zijn eigen label uit als "Theatre of the Unheard".

Teleurgesteld door zijn ervaring met SBK verhuisde Scott naar Nashville, raakte bevriend met muzikanten als Verlon Thompson en Sam Bush en rolde van de ene samenwerking in het andere, om uiteindelijk een van de meestgevraagde sessie-muzikanten en liedjesschrijvers van Nashville te worden.

Deze prachtige cover van het Paul Simonnummer "American Tune" komt uit een optreden in de Folk Alley voor New Depression.



zaterdag 10 november 2012

Dan Fogelberg - Old Tennessee (1975)



Omdat ik  een onvoorwaardelijke fan ben van Dan Fogelberg, en omdat het zo mooi is....

"Old Tennessee" komt uit zijn album "Captured Angel" uit 1975. Een jaar later coverde zijn eigen backing band, met Dan op gitaar (!) de song op hun debuut album, "Fools Gold", misschien een van de mooiste platen van de West Coast. De hoge gitaar wordt gespeeld door Don Felder van the Eagles.



End of October
The sleepy brown woods seem to
Nod down their heads to the Winter
Yellows and grays paint the sad skies today
And I wonder when you're coming home
Woke up one morning
The wind through the window
Reminded me winter was just 'round the bend
Somehow I just did not see it was coming
It took me by surprise again

And I hear you're in San Francisco
Living with your sister who's a mother to be
And her husband's way down in Georgia
And I'm still in old Tennessee...
Wishing you'd come home to me

Life here is easy I'm sure you recall
How it's so warm and breezy
In the summer and the fall
But winter's upon me
And I've got no heat here
And I miss your fire so sweet
Dear I miss your fire so sweet

End of October
The sleepy brown woods seem to
Nod down their heads to the winter
Yellows and gray paint the sad skies today
And I wonder when you're coming home
I wonder when you're coming home
I wonder when you're coming home 


Dan Fogelberg



Fools Gold





Steve Marriott and the Moments (1964)




Na de tragische dood van Steve Marriott (hij was pas 44)  in een huis brand in 1991, begonnen de platenmaatschappijen alle registers open te trekken om onbekende en/of onuitgegeven songs van Marriott te vinden. Ongeveer alles van de Small Faces was op vynil en nu op cd te verkrijgen.

Steve Mariott was immers  een Mod Icoon.

Maar wat deed Steve Marriott voor de Small Faces ?

Een toevallige ontdekking in het oosten van Londen – op een zolder, waar anders -  wierp nieuw licht op deze  minder goed gedocumenteerde pre-Faces  dagen.

Steve Marriott was 16 toen hij “The Moments” vormde, een East London R&B Band. Al gauw kreeg de Band een trouwe schare Mod-fans achter zich, vooral omdat ze in de Flamingo Club speelden.

 


Ze speelden praktisch iedere week in 1964, maar commercieel succes bleef uit. Eind 1964 werd Marriott gedumpt door de band omdat ze hem geen goeie zanger vonden.

Volgens David Bowie planden hij en Steve Marriott een blues band  (“David and Goliath”) maar Steve Marriott ging samen met Ronnie Lane in zee en vormde een nieuwe Mod-band, “The Small Faces”.

In 2008 stoot Barry Hewitt, de bassist van  The Moments,  toevallig op een niet-gespeelde acetaatplaat opgenomen in 1964.

De vier songs werden door het label “Acid Jazz” uitgebracht als EP.






vrijdag 9 november 2012

The Eagles - Originals




De groep ontstond in het begin van de jaren zeventig in Los Angeles, eerst als begeleidingsband van Linda Ronstadt, maar al snel sloegen ze hun eigen vleugels uit. Hun vroegste muziek was een mengeling van country en bluegrass, vermengd met de harmonieën van de Californische surfmuziek. Hierdoor ontstonden gevoelige nummers over relaties, auto's en een zwervend leven. De pioniers van dit nieuwe genre waren begenadigde singer-songwriters als Jackson Browne, J.D. Souther en Warren Zevon en bands als Buffalo Springfield en Poco. Uit de subcultuur in en om Sunset Boulevard en The Valley in Los Angeles die rond deze componisten ontstond, distilleerden de Eagles een eigen geluid dat synoniem werd met de term Californische countryrock. Op latere albums van de groep werd de bluegrassmuziek meer en meer afgezworen en ging men over naar een meer recht-toe-recht-aan rock-geluid.




 
Geen van de vier oprichters was geboren in Californië. Gitarist/toetsenist Glenn Frey ontvluchtte de koude winters en de beklemmende muziekscene van zijn geboortestad Detroit en introduceerde een Rhythm-and-blues-geluid. Drummer Don Henley was bijna afgestudeerd in Engelse literatuur.



 
Gitarist/mandolinist/banjospeler Bernie Leadon had een passie voor country en bluegrass die een sterke invloed had op het vroege geluid van de band. Bassist Randy Meisner was een liefhebber van auto's en fietsen en verkeerde eigenlijk liever bij zijn familie dan dat hij zijn tijd besteedde aan het bespelen van een basgitaar in een rockband.

De band werd geformeerd in 1971 toen John Boylan - toen manager van Linda Ronstadt - Frey, Leadon, and Meisner losweekte van hun bezigheden. Ze misten nog een drummer totdat Frey Henley belde die hij had ontmoet in The Troubadour in Los Angeles. Twee maanden lang vormde Eagles de band achter Ronstadt, maar na afloop van deze tournee besloten de mannen een eigen groep te vormen.




Er volgden nog wat personeelswisselingen : Bernie Leadon zorgde ervoor dat Don Felder bij de groep kwam vanaf "On the Border". Daarna stapte hij op. Randy Meisner werd vervangen door Tim Schmidt van Poco, en Joe Walsh kwam erbij vanaf "Hotel California".

Hoewel de Eagles de meeste van hun nummers zelf schreven hebben ze toch een aantal songs gecoverd.

Dit zijn ze :

1. Please come home for Christmas - oorspronkelijk van Charles Brown uit 1960. De Eagles brachten het nummer alleen uit op single.

2. Outlaw man - van David Blue op zijn lp "Nice Baby & The Angel". Door de Eagles gecoverd op "Desperado"

3. Train leaves here this morning - van de Fantastische Dillard and Clark Expedition mét Bernie Leadon als banjoman. Bernie Leadon kwam van deze groep wanneer hij naar de backing groep van Linda Ronstadt ging. Hij bracht de song mee (en heeft hem trouwens zelf geschreven)

4. How Long - Van John David Souther op zijn titelloze eerste solo-lp uit 1972, met Glenn Frey in het koortje. De Eagles coverden de song in 2007 op "Long Road out of Eden"

5. Seven Bridges Road - van Steve Young op zijn debuut-lp "Rock, Salt & Nails" uit 1969, met Gram Parsons, Gene Clark en Chris Hillman. Die hingen daar toch rond want zowel Dillard & Clark als The Flying Burrito Brothers hadden toen net in diezelfde A&M-studio een lp afgewerkt. De Eagles coverden de song in 1980 op hun live album.

6. Midnight Flyer - van de Osborne Brothers. Uit 1972. De Eagles coverden de song op "On the Border" uit 1974.

7. Ol' 55 - van Tom Waits. Uit 1973. The Eagles coverden de song ook op "On the Border".

en dan is er "Hotel California"

Ik kan me niet ontdoen van het gevoelen dat the Eagles minstens héééél goed hebben geluisterd naar jethro Tull en "We used to know" uit hun fantastische "Stand Up" album. De melodie én de akkoorden progressie zijn praktisch identiek  met "Hotel Californie". Zo erg zelfs dat Ian Anderson er publiek voor uit kwam dat hij hier ergens wel wat royalties voor verdiende van de heren Felder, Frey & Henley. (terecht ???)









donderdag 8 november 2012

Bonnie Dobson – Morning Dew (1962)




Bonnie Dobson – Morning Dew (1962)

“Morning Dew”, of “(Walk Me Out in the) Morning Dew”, is een post-apocalyptische folk-rock song geschreven door de Canadeese Bonnie Dobson in 1962.

Op een live-lp opgenomen in Gerde’s Folk City, New York, Hootenanny With Bonnie Dobson. Voor het eerst gepubliceerd in Broadside #7 als Take Me For A Walk, Haar waarschuwing tegen een nucleaire holocaust, geïnspireerd door anti nuke film On The Beach, was gefundenes fressen voor de ban-de-bom-folkies uit het abonneebestand van dit muziektijdschrift.

Volgens Dobson is de song geïnspireerd door de film “On the Beach”.

Fred Neil hoorde Dobson’s song en bewerkte hem. Op zijn neurt hoorde Tim Rose de Fred Neil song en nam de song op in 1966. Zonder veel scrupules voegde hij zijn eigen naam toe aan de auteurs (!).

Covers : Fred Neil & Vince Martin (1964) [idem met tekstaanpassing die door meeste latere versies werd overgenomen], Human Beans (1967) [met Dave Edmunds], Sweet Smoke (1967) , Pozo-Seco Singers (1967) , Episode Six (1967) , Grateful Dead (1967) , Tim Rose (1967) [idem; tekende voor het arrangement dat door de meeste latere versies werd overgenomen], Whiskers (1968) , Lulu (1968) , Jeff Beck Group (1968) , Lee Hazlewood (1968) , Séverine (1968) [als Mama dis-moi pourquoi], Clannad (1972) [op gelijknamige lp], Long John Baldry (1980) , Nazareth (1981) , Einstürzende Neubauten (1987) , La Muerte (1990) , Devo (1990) , Robert Plant (2002) [alle als Morning Dew].






Bonnie Dobson werd geboren in Toronto in 1940. Haar oudere zus speelde bij “The Travellers”. Wanneer ze elf werd leerde ze gitaar en speelde al gauw de liedjes van Pete Seeger op de zomerkampen in Quebec en Ontario.

Ze begon te spelen in lokale koffiehuizen terwijl ze Engels studeerde aan de Universiteit  van Toronto. Toen besliste ze een pauze te nemen en ze belandde in Denver (Colorado), waarna ze op een echte toer ging naar Los Angeles, samen met o.m.Brownie McGee en Sonny Terry.

Haar verblijf in Californië duurde de hele zomer en ze speelde o.m. op het jaarlijks kunstfestival aan de Universiteit van Californië in Idlewild. Ze leidde er een workshop over Canadese volksliedjes. Tegen het einde van haar verblijf die zomer werd ze opgemerkt door een vertegenwoordiger van Prestige International wanneer ze optrad in de Ashe Grove nachtclub. Ze kreeg een platencontract..




Ze nam een paar albums op in 1960, “She’s like a swallow” en “Dear Companion”. Beide platen werden gauw gauw opgenomen, meestal Bonnie en haar gitaar, en gevuld met wat de folkscene op dat moment te bieden had :  "Girl of Constant Sorrow" en "Across the Blue Mountain”, evenals enkele songs uit Quebec  als "The Bonnie Lass van Kenmore" en "Evoyons De L'Avant ".

Ze bleef in de coffee-houses in de VS spelen en ging tenslotte naar Greenwich Village.
Een van de optredens in het voorjaar van '62 bij Gerde’s Folk City, resulteerde in het album “At Folk City”.




Hierop vinden we de originele opname van “Morning Dew” door Bonnie geschreven. Het was het eerste nummer dat ze ooit had geschreven.

Voor het eerst gepubliceerd in Broadside #7 als “Take Me For A Walk”.

Haar waarschuwing tegen een nucleaire holocaust, geïnspireerd door anti nuke film On The Beach, was gefundenes fressen voor de ban-de-bom-folkies uit het abonneebestand van dit muziektijdschrift.

Het werd later gecoverd door meer dan twee dozijn andere artiesten, o.m. door Tim Rose die er een nummer een mee had.





Haar volgende platen waren prachtig zoals steeds, maar het echte grote succes kwam niet.

Dobson had een gezellige, hoge stem en een truuk om onbekende singer songwriters te vinden en deze te coveren. Ze nam zo liedjes op van de toen onbekende Ralph McTell en Jackson Browne.

Toen RCA haar op het einde van de jaren zestig meer de country richting wou zien opgaan verhuisde Bonnie naar Engeland.
Uiteindelijk werd ze  hoofd beheerder voor de Faculteit Wijsbegeerte aan het  Berwick College van de Universiteit van Londen.




Hier zijn :

1. Peter Amberly – de inspiratie en meer voor Dylan’s “Ballad of Donald White”
   Voor de song horen we Dylan zeggen : “I took this from Bonnie Dobson’s tune, “Peter Amberly”, I think the name of it is….”
   Deze versie komt van het Philadelphia Folk Festival uit 1962.

2. Morning Dew  - uit de lp “live at Folk City” opgenomen in Gerde’s 1962
3. Four Strong Winds – van Ian and Sylvia
4. Someday Soon – ook van Ian and Sylvia
5. A la Claire Fontaine – een franse “children song” zeer populair in Canada
   
   “Il y’a longtemps que je t’aime,
   Jamais je ne t’oublierai.”

6. Un Canadien Errant – een Canadese traditional daterend uit de Franse kolonisatie.
7. The Cruel War is Raging – de song beroemd gemaakt door Peter, Paul en Mary een paar jaren later.
8. Country Girl Blues
9. She’s like a Swallow – uit haar eerste album
10.Shule Aroon – uit die fameuze lp “at Folk City” een Ierse traditional