Al Stewart wordt in Glasgow geboren en begint op dertienjarige leeftijd met het spelen van gitaar. Op het Wycliff College, een kleine openbare school in Gloucestershire bestudeert hij Duane Eddy en Lonnie Donegan een stuk beter dan zijn huiswerk. “Uiteindelijk kwamen de school en ik tot een bevredigende overeenstemming: ik zou weggaan, voornamelijk omdat ik er niets meer aan deed en omdat ik concerten gaf. Ik was 16 en had toen 4 à 5 maanden een baantje, wat ‘n ellende was. Eigenlijk heb ik daarna nooit echt gewerkt.”
Hij verhuist naar Bournemouth en pikt de Britse r&b scene rond ’64-’65 op: Animals, Kinks, Pretty Things, Stones, John Mayall, Graham Bond. En Dylan: “die overtuigde me ervan dat je een intelligente tekst kon zingen, wat een hele ontdekking was.” Begin ’65 verhuist een behoorlijk met electrische r&b beïnvloede Al Stewart naar Londen, maar verruilt opnieuw onder invloed van Dylan, zijn electrische gitaar voor een acoustische. De folk-scene in Londen ondergaat op dat moment net een welkome opleving.
Stewart krijgt een contract in de “Bunjie’s” folk-club en speelt er 2 1/2 jaar lang iedere vrijdagavond. De plek echter waar het allemaal gaat gebeuren is de “Les Cousins” club: Davy Graham, Bert Jansch, John Renbourn, Paul Simon, Sandy Denny, Bridget St. John, Van Morrison, Roy Harper, Jimmy Hendrix, Cat Stevens, die dan gewoon nog Steve Adams heet. In de “Bunjie’s”-tijd leert Stewart iedere belangrijke folk-zanger kennen, zingt nummers van Jansch tot Simon en begint serieus met het schrijven van eigen songs. “Ik wilde vroeger altijd meer schrijven dan “hey baby with the red dress on …” maar ik werkte in een vacuum. Toen ik naar Londen kwam, gebeurden er drie dingen: in april zag ik Bert Jansch optreden en ontdekte toen een stijl van gitaarspelen die ik nog nooit gezien of gehoord had. Verder ontmoette ik Paul Simon en maakte van nabij mee hoe hij zijn songs schreef en tenslotte het belangrijkste van alles: ik zag Dylan een twee uur durend concert geven in de Royal Albert Hall. Ik voelde toen dat dát de geboorte van iets gigantisch, iets revolutionairs was. En daar wilde ik deel van uitmaken.”
Hij woont in één huis met Paul Simon, Art Garfunkel, Jackson C. Frank en Sandy Denny en plukt de vruchten van een bloeiende folk-scene. “Who killed Tommy McGeechie”, “Pretty Golden Hair”, het zijn z’n eerste eigen songs die hij op 19 jarige leeftijd schrijft. “Het meeste van het materiaal uit die tijd stond sterk onder invloed van de protestbeweging. Heel idealistisch, met getrokken zwaarden voorwaarts, oprukkend tegen het sociale onrecht en zo. Achteraf gezien erg puberaal en ontzettend slecht geschreven. De enige songs die ‘t echt deden, waren de songs die veel van mezelf in zich hadden.”
Hij verhuist naar Bournemouth en pikt de Britse r&b scene rond ’64-’65 op: Animals, Kinks, Pretty Things, Stones, John Mayall, Graham Bond. En Dylan: “die overtuigde me ervan dat je een intelligente tekst kon zingen, wat een hele ontdekking was.” Begin ’65 verhuist een behoorlijk met electrische r&b beïnvloede Al Stewart naar Londen, maar verruilt opnieuw onder invloed van Dylan, zijn electrische gitaar voor een acoustische. De folk-scene in Londen ondergaat op dat moment net een welkome opleving.
Stewart krijgt een contract in de “Bunjie’s” folk-club en speelt er 2 1/2 jaar lang iedere vrijdagavond. De plek echter waar het allemaal gaat gebeuren is de “Les Cousins” club: Davy Graham, Bert Jansch, John Renbourn, Paul Simon, Sandy Denny, Bridget St. John, Van Morrison, Roy Harper, Jimmy Hendrix, Cat Stevens, die dan gewoon nog Steve Adams heet. In de “Bunjie’s”-tijd leert Stewart iedere belangrijke folk-zanger kennen, zingt nummers van Jansch tot Simon en begint serieus met het schrijven van eigen songs. “Ik wilde vroeger altijd meer schrijven dan “hey baby with the red dress on …” maar ik werkte in een vacuum. Toen ik naar Londen kwam, gebeurden er drie dingen: in april zag ik Bert Jansch optreden en ontdekte toen een stijl van gitaarspelen die ik nog nooit gezien of gehoord had. Verder ontmoette ik Paul Simon en maakte van nabij mee hoe hij zijn songs schreef en tenslotte het belangrijkste van alles: ik zag Dylan een twee uur durend concert geven in de Royal Albert Hall. Ik voelde toen dat dát de geboorte van iets gigantisch, iets revolutionairs was. En daar wilde ik deel van uitmaken.”
Hij woont in één huis met Paul Simon, Art Garfunkel, Jackson C. Frank en Sandy Denny en plukt de vruchten van een bloeiende folk-scene. “Who killed Tommy McGeechie”, “Pretty Golden Hair”, het zijn z’n eerste eigen songs die hij op 19 jarige leeftijd schrijft. “Het meeste van het materiaal uit die tijd stond sterk onder invloed van de protestbeweging. Heel idealistisch, met getrokken zwaarden voorwaarts, oprukkend tegen het sociale onrecht en zo. Achteraf gezien erg puberaal en ontzettend slecht geschreven. De enige songs die ‘t echt deden, waren de songs die veel van mezelf in zich hadden.”
In ’66 zet Stewart, als voorloper van een album, zijn eerste stappen in vinylland en maakt de single “The Elf”, gebaseerd op Tolkien’s “In de Ban van de Ring”. Hij is er kort over: “Er zijn 496 stuks van verkocht en dat zijn er 496 te veel.” (Een aardige bijkomstigheid: de eerste gitaristische bijdrage van Jimmy Page.). De B kant “Turn into Earth” is van de Yardbirds.
Een jaar later begint alles in een stroomversnelling te geraken. Platenfirma CBS zoekt, als tegenhanger van het Amerikaanse succes van The Byrds en Simon & Garfunkel, een paar Britse folk-rock acts en contracteert The Picadilly Line, inclusief Stewart. Begin ’68 is Al’s eerste album een feit: “Bedsitter Images”.
The rest is history…
Een jaar later begint alles in een stroomversnelling te geraken. Platenfirma CBS zoekt, als tegenhanger van het Amerikaanse succes van The Byrds en Simon & Garfunkel, een paar Britse folk-rock acts en contracteert The Picadilly Line, inclusief Stewart. Begin ’68 is Al’s eerste album een feit: “Bedsitter Images”.
The rest is history…
Dit is die eerste single....
The Elf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten